Via welk van de genummerde bloedvaten verlaat zuurstofrijk bloed het hart?
A
Via bloedvat 2
B
Via bloedvat 3
C
Via bloedvat 4
D
Via bloedvat 5
Slide 8 - Quiz
Wat is de functie van de hartkleppen?
A
ze verhinderen dat bloed uit de boezems in de aders stroomt
B
ze verhinderen dat bloed uit de rechterharthelft in de linkerharthelft stroomt
C
ze verhinderen dat bloed uit de kamers in de boezems stroomt
D
ze verhinderen dat zuurstofrijk bloed vermengd wordt met zuurstofarm bloed
Slide 9 - Quiz
Dana heeft pas haar rijbewijs gehaald. Voor het eerst gaat zij alleen met de auto op pad. Rustig rijdt zij door het dorp waar ze woont. Plotseling schiet er een kind de straat op. Dana remt uit alle macht en gelukkig ze raakt het kind niet. Wat gebeurt er tijdens deze stress-situatie met Dana’s hart?
A
haar hartritme daalt, per slag pompt haar hart evenveel bloed weg
B
haar hartritme stijgt, per slag pompt haar hart evenveel bloed weg
C
haar hartritme daalt, per slag pompt haar hart meer bloed weg
D
haar hartritme stijgt, per slag pompt haar hart meer bloed weg
Slide 10 - Quiz
De hartslag begint als de boezems zijn volgestroomd met bloed uit de holle aders en de longaders. Hieronder staan de drie fasen van de hartslag beschreven: 1. Het samentrekken van de kamers. 2. De hartpauze. 3. Het samentrekken van de boezems.
In welke volgorde vinden deze fasen van de hartslag plaats, als de boezems net zijn volgestroomd?
A
1- 2 - 3
B
3 - 2 - 1
C
3 - 1 - 2
D
1 - 3 - 2
Slide 11 - Quiz
Bij de werking van het hart zijn drie fasen te onderscheiden.
Tijdens welke fase worden de halvemaanvormige kleppen (= slagaderkleppen) geopend?
A
Tijdens de hartpauze
B
Tijdens het samentrekken van de kamers
C
Tijdens het samentrekken van de boezems
Slide 12 - Quiz
Het hart ligt
A
In de borstholte, iets naar links
B
In de borstholte, iets naar rechts
C
In de buikholte, iets naar links
D
In de buikholte, iets naar rechts
Slide 13 - Quiz
programma
quiz over 3.1 t/m 3.3?
even bladeren door de laatste basisstoffen
zelfstandig leren in stilte: 3.4 t/m 3.7
quiz 3.4 t/m 3.7
timer
10:00
Slide 14 - Diapositive
view.publitas.com
Slide 15 - Lien
programma
laatste les voor de toets.
quiz over 3.1 t/m 3.3?
zelfstandig leren in stilte: 3.4 t/m 3.7
quiz 3.4 t/m 3.7
timer
10:00
Slide 16 - Diapositive
In afbeelding 3 is de afweerreactie van het lichaam op een ziekteverwekker schematisch weergegeven in drie tekeningen. Welke letter geeft antistof aan?
A
P
B
Q
C
R
Slide 17 - Quiz
Waardoor kan een hartinfarct worden veroorzaakt?
A
Door het optreden van slagaderverkalking in een longslagader
B
Door het optreden van slagaderverkalking in een kransslagader.
C
Door het optreden van slagaderverkalking in de halsslagader.
D
Door het optreden van slagaderverkalking in de leverslagader.
Slide 18 - Quiz
Wat zijn antistoffen?
A
de eiwitten op de buitenkant van de ziekteverwekker
B
object dat zich hecht aan de ziekteverwekker
Slide 19 - Quiz
Langdurig hoge bloeddruk beschadigt de wanden van de...
A
Aders
B
Slagaders
C
Haarvaten
Slide 20 - Quiz
Alcohol wordt vervoerd door het bloed. Door welk bestanddeel van bloed wordt alcohol vervoer?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
bloedplaatjes
D
bloedplasma
Slide 21 - Quiz
In afbeelding die zie je een gezonde en een zieke nier.
Welk deel van de zieke nier is veel groter dan normaal?
A
Nierschors
B
Niermerg
C
Nierbekken
D
Urinebuis
Slide 22 - Quiz
Wat doen de nieren?
A
Afvalstoffen uit het bloed halen
B
Zuurstof aan het bloed toevoegen
C
Voedingstoffen aan het bloed toevoegen
Slide 23 - Quiz
De lever maakt alcohol onschadelijk en de nieren zorgen dat de alcohol het lichaam verlaat
A
Juist
B
Onjuist
Slide 24 - Quiz
natuurlijke immuniteit
A
ontstaat doordat je een vaccinatie hebt gekregen
B
ontstaat doordat je bijvoorbeeld een griepprik hebt gekregen
C
immuniteit die ontstaat doordat je de ziekte doormaakt
(ziek bent geweest van een ziekte)
D
is een erfelijke ziekte
Slide 25 - Quiz
Alice heeft een pinda-allergie en heeft daarom altijd een EpiPen bij zich.
Wanneer moet Alice haar EpiPen gebruiken?
A
Voordat ze iets gaat eten waar pinda’s in zitten.
B
Wanneer ze een branderig gevoel krijgt na het eten van pinda’s
C
Wanneer ze na het eten van pinda’s een anafylactische reactie krijgt
Slide 26 - Quiz
Waar voel je je nu eigenlijk ziek van?
A
Van de infectie
B
Van de infectie en van de afweerreactie van je lichaam