spaans les 1 (2bk1)

welke woorden weten jullie al in het spaans?, typ deze woorden in het spaans en daarna in het nederlands
1 / 19
suivant
Slide 1: Question ouverte
SpaansMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositive de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

welke woorden weten jullie al in het spaans?, typ deze woorden in het spaans en daarna in het nederlands

Slide 1 - Question ouverte

Je hoorde 4 getallen in het fragment. Combineer de getallen met het Spaanse woord:
uno
seis
cinco
cuatro
1
5
6
4

Slide 2 - Question de remorquage

Sleep de begroetingen met dezelfde betekenis
Hoi!
Hoe gaat het?
Doei
Goedenmiddag
Goedendag
tot ziens
¡Hola!
¿Qué tal?
Adiós
Buenas tardes
Buenos días
hasta luego

Slide 3 - Question de remorquage

uno
dos
tres
cuatro
cinco
seis
siete
ocho
nueve
diez
once
doce
trece
catorce
quince
dieciséis
diecisiete
dieciocho
diecinueve
veinte
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20

Slide 4 - Question de remorquage

YO
Hermano
Hermana
Madfre
Padre
Abuelos maternos
Abuela paterno
Abuelo paterno

Slide 5 - Question de remorquage

Buenos días
¡Adiós!
Hoe gaat het?
Hoe heet je?
Hoe oud ben je?
Goedemorgen
Doei!
¿Qué tal?
¿Cómo te llamas?
¿Cuántos años tienes?

Slide 6 - Question de remorquage

Sleep de gele cijfers naar de groene getallen!
uno
dos
tres
cuatro
cinco
seis
siete
ocho
nueve
diez
Once
Doce
Trece
Catorce
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
12
11
13
14

Slide 7 - Question de remorquage

Slide 8 - Vidéo

liedje

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Slide 11 - Lien

Goedemorgen
A
Buenos días
B
Buenas tardes
C
Buenas noches

Slide 12 - Quiz

Wat betekent "Me llamo..."
A
Ik woon in ...
B
Ik werk als...
C
Ik ben ... jaar oud
D
Ik heet...

Slide 13 - Quiz

Woorden die op een A eindigt zijn meestal....
A
Vrouwelijk (La)
B
Mannelijk (El)

Slide 14 - Quiz

Wat betekent Feliz Navidad?
A
Gelukkig kerstfeest
B
Hoera, ik heb bijna kerstvakantie!
C
Je hebt de quiz gewonnen
D
Gelukkig nieuwjaar

Slide 15 - Quiz

het werkwoord 'ser en estar' betekent...
A
hebben
B
zijn

Slide 16 - Quiz

'Ik' in het Spaans =
A
B
Yo
C
El
D
Usted

Slide 17 - Quiz

Wat is de hoofdstad van Spanje?
A
Barcelona
B
Madrid

Slide 18 - Quiz

Hoe begroet je iemand om 10 uur 's (22:00) avonds?
A
Buenas tardes
B
Buenas noches
C
Buenos días

Slide 19 - Quiz