Bijv gebr voltooid deelwoord

Nieuw Nederlands


Werkwoordspelling: een werkwoord als bijvoeglijk naamwoord

1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Nieuw Nederlands


Werkwoordspelling: een werkwoord als bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Diapositive

Waarover zegt een bijvoeglijk naamwoord iets?

A
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het werkwoord.
B
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord.
C
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het lidwoord.
D

Slide 2 - Quiz

Je schrijft een werkwoord dat als bijvoeglijk naamwoord is gebruikt zo kort mogelijk.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

Het voltooid deelwoord wordt gebruikt als bijvoeglijk naamwoord:
pv = groeien
A
De kastanjeboom is tot een hoogte van 2 meter gegroeid
B
De flink gegroeide kastanjeboom staat in de weg.
C
De flink groeiende kastanjeboom staat in de weg.

Slide 4 - Quiz

Het onvoltooid deelwoord wordt gebruikt als bijvoeglijk naamwoord:
pv = alarmeren
A
De gealarmeerde hulpdiensten kwamen aangesneld.
B
In de krant verschenen alarmerende berichten over toenemend geweld.
C
Vanwege een brand werden we gealarmeerd.
D

Slide 5 - Quiz

Het dierenasiel vangt ieder jaar tientallen gedumpte kittens op.

A
voltooid deelwoord als BN
B
onvoltooid deelwoord als BN

Slide 6 - Quiz

De slapende kater was gemakkelijk te fotograferen.

A
onvoltooid deelwoord als BN
B
voltooid deelwoord als BN

Slide 7 - Quiz

Een voltooid deelwoord (VD) en een onvoltooid deelwoord (OD) kunnen als bijvoeglijk naamwoord (BN) worden gebruikt.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

De storm verwoestte / verwoeste onlangs de kerktoren.
A
verwoestte
B
verwoeste

Slide 9 - Quiz

De verwoeste / verwoestte kerktoren wordt weer snel gerepareerd.
A
verwoeste
B
verwoestte

Slide 10 - Quiz

Anton begeleide / begeleidde afgelopen zaterdag de blinde man.
A
begeleide
B
begeleidde

Slide 11 - Quiz

De begeleide/ begeleidde man was blij met Antons hulp.
A
begeleidde
B
begeleide

Slide 12 - Quiz

De stratenmaker (bestraten) gisteren het speelplein.
A
bestraatte
B
bestrate

Slide 13 - Quiz

Het opnieuw (bestraten) plein ligt er weer netjes bij.
A
bestrate
B
bestraatte

Slide 14 - Quiz

Gisteren belden de (verontrusten) ouders naar school.
A
verontrustte
B
verontruste

Slide 15 - Quiz

Een gerucht over brand op school (verontrusten) hen, maar bleek niet waar te zijn.
A
verontruste
B
verontrustte

Slide 16 - Quiz