Oefenen rekenen

Oefenen met rekenen en oefentoets
Inloggen LessonUp
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Oefenen met rekenen en oefentoets
Inloggen LessonUp

Slide 1 - Diapositive

Hoeveel weken heef 1 jaar?

Slide 2 - Question ouverte

Hoeveel maanden heeft 1 jaar?

Slide 3 - Question ouverte

Hoeveel kwartalen heeft 1 jaar?

Slide 4 - Question ouverte

Hoeveel dagen heeft 1 jaar?

Slide 5 - Question ouverte

De moeder van Patrick verdient per maand netto € 1.524,40. Hoeveel is dit per week?

Slide 6 - Question ouverte

Rond 5,2478 op 2 decimalen.

Slide 7 - Question ouverte

Rond 38,245 af op 1 decimaal.

Slide 8 - Question ouverte

Berry verdient € 9,45 bruto per uur. Hij krijgt een loonsverhoging van 15%. Hoeveel euro gaat hij omhoog?

Slide 9 - Question ouverte

Ros heeft bij de BCC een telefoon gekocht die normaal € 299,90 kost. Ze kreeg 10% korting.

Slide 10 - Question ouverte

Vervang de percentage in een decimaal getal en bereken 2,5 % van €40.

Slide 11 - Question ouverte

Vervang de percentage in een decimaal getal en bereken 6,45 % van €20.

Slide 12 - Question ouverte

Van alle leerlingen op een school, zitten er 510 in havo. Dat is 30% van de gehele school. Hoeveel leerlingen zitten er in totaal op deze school?

Slide 13 - Question ouverte

Als Mirjam in Spanje op vakantie is, betaalt ze daar € 1,75 voor een ijsje. Twintig jaar geleden betaalde haar ouders toen zij in Spanje op vakantie waren, maar € 1,40 voor een ijsje. Bereken hoeveel procent de prijs is gestegen.

Slide 14 - Question ouverte

In Nederland wonen nu 18 miljoen mensen. In België wonen 12,3 miljoen mensen. Bereken in 1 decimaal hoeveel procent inwoners Nederland meer heeft dan België.

Slide 15 - Question ouverte

Als de overheid alle 18,34 miljoen Nederlanders € 350 geeft. Bereken in hele euro’s hoeveel geld de overheid dan kwijt is. Geef je berekening.

Slide 16 - Question ouverte

Wanneer?
Herkenbaar aan:
(niet altijd)
Formule
Als je het bedrag van een percentage moet berekenen.
Hoeveel is 25% van €50. Vaak bij korting.
 
Een bedrag berekenen. of Een percentage als decimaal getal.
€10,- is 20%, wat is het totaal?
Hoeveel...van het totaal...
Hoeveel...van het geheel...
De 100% is onbekend
Je wilt een deel van een groot geheel weten.
Hoeveel procent van de...?
Een percentage berekenen.
Bij een verandering. 
Hoeveel hoger/ gestegen/ gedaald/ verlaagd...?
Hoeveel procent meer of minder
Bij een verschil tussen twee getallen.
Hoeveel... minder/ meer dan...?
Het procentuele verschil

Slide 17 - Diapositive

Oefentoets vanaf hier!
  • Noteer berekening, tussenstappen en wat het is (Euro, mensen, etc..).
  • Laat duidelijk zien wat het antwoord is.

Slide 18 - Diapositive

Mo is tuinman en werkt veel. Hij heeft afgelopen kwartaal netto € 7.500 verdiend.
Bereken in 2 decimalen hoeveel hij netto per week verdient.

Slide 19 - Question ouverte

Wat wordt 4,467%

Slide 20 - Question ouverte

Wat wordt €54,783?

Slide 21 - Question ouverte

Vervang de percentage door een decimaal getal. Hoeveel is 30% van €40?

Slide 22 - Question ouverte

Ik heb een laptop gekocht van 900 euro. Ik kreeg 15% korting. Hoeveel euro korting heb ik gekregen?

Slide 23 - Question ouverte

Mo verdient €20 per maand. Jan verdient €12,50 per maand. Hoeveel verdient Mo meer dan Jan?

Slide 24 - Question ouverte

Ik haal nu een ijsje voor €2,10. Vroeger waren ze € 1,75. Hoeveel is de procentuele verandering?

Slide 25 - Question ouverte

Een winkelier verdient in een maand € 4.500 met de verkoop van fietsen, dat is 12,5% van zijn gehele omzet. Bereken in hele euro’s hoe hoog zijn totale omzet is.

Slide 26 - Question ouverte