Trede 14_semaine 1_leçon 1

Comment était ton week-end de Pâques? (hoe was je paasweekend?)
😒🙁😐🙂😃
1 / 25
suivant
Slide 1: Sondage
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Comment était ton week-end de Pâques? (hoe was je paasweekend?)
😒🙁😐🙂😃

Slide 1 - Sondage

Bonjour et bienvenue! Ça va? 

Slide 2 - Diapositive

Terugblik Trede 13
1. Streefdatum: 2 avril
2. Beoordeling in het Portal: neem het goed door
3. Eindpresentatie 1: lire - Paris
4. Eindpresentatie 2: se présenter 
5. LessonUp: afspraken en werkwijze 
6. Aan het eind van deze les = vragen stellen

Slide 3 - Diapositive

Cette semaine (7+8 avril)
De les op 7 avril vervalt (Trede 13 afmaken)
  1. Kennismaken met Trede 14 'Le monde entier) 
  2. Quizz 'La francophonie'
  3. Werkwoorden: partir, sortir, dormir, mettre
  4. Keuze: werken in het Portal of vragen stellen 
Les buts (doelen)

1. Je weet wat de streefdatum van Trede 14 is 
2. Le weet wat ‘francophonie’ is/in eigen woorden kunnen uitleggen
 3. Je weet de vertaling van de 4 werkwoorden. 




   

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

But (doel) : begrijpen wat 'La francophonie' is = met eigen woorden kunnen uitleggen
1. Moedertaal = ik spreek deze taal met mijn moeder/ vader / achtergrond

2. Tweede taal = ik spreek deze taal in het land waar ik woon/ op school/ ik beheers het heel erg goed (niet mijn moedertaal)

3. Een vreemde taal = ik leer het op school/ ik kan een beetje spreken en schrijven 

Slide 6 - Diapositive

De Franse taal wordt gesproken op alle continenten?
A
vrai (waar)
B
faux (niet waar)

Slide 7 - Quiz

In hoeveel landen in de wereld wordt Frans gesproken?
A
58
B
45
C
36
D
26

Slide 8 - Quiz

Frans is de moedertaal van... hoeveel mensen in de wereld?
A
285 (ongeveer)
B
208 (ongeveer)
C
55 (ongeveer)
D
77 (ongeveer)

Slide 9 - Quiz

... mensen spreken Frans als tweede taal?
A
55 (ongeveer)
B
77 (ongeveer)
C
208 (ongeveer)
D
285 (ongeveer)

Slide 10 - Quiz

Dus hoeveel mensen wereldwijd spreken Frans als moeder- of tweede taal?
A
208 (ongeveer)
B
77 (ongeveer)
C
285 (ongeveer)
D
55 (ongeveer)

Slide 11 - Quiz


La Francophonie = Het geheel van Franstalige landen in de wereld 
 Un francophone - iemand die Frans spreekt

Slide 12 - Diapositive

Waarom l'OIF en Frans
1. In 1970 opgericht 
2. Ongeveer 57 landen (alle continenten)
3. Motto: égalité, fraternité, solidarité, complémentarité (gelijkheid, broederschap, solidariteit, complementariteit
4. Samenwerken op het gebied van cultuur, economie en vrede
5. Het Frans is één van de twee werktalen van de Verenigde Naties, één van de twee officiële talen van het Internationaal Olympisch Comité, de enige universele taal van de postdiensten en de hoofdtaal van de Afrikaanse Unie.


Slide 13 - Diapositive

Wat betekent 'la francophonie' ?

Slide 14 - Carte mentale

But (doel) de vertaling van een paar werkwoorden leren
Partir = vertrekken ( gaan in het NL als het over vakantie gaat) 
- Je pars en vacances - Ik vertrek op vakantie (Ik ga op vakantie)
- Tu pars en vacances - Jij vertrekt op vakantie
- Il/Elle part en vacances - Hij/zij vertrekt op vakantie
Sortir = uitgaan
- Je sors avec des amis - Ik ga uit met vrienden 
- Tu sors avec des amis - Jij gaat uit met vrienden
- Il / Elle sort avec des amis - Hij/ Zij gaat uit met  vrienden 

Slide 15 - Diapositive

But (doel) de vertaling van een paar werkwoorden 
Dormir = slapen
- Je dors pendant la nuit - Ik slaap 's nachts
- Tu dors pendant la nuit - Jij slaapt 's nachts
- Il/ Elle dort pendant la nuit - Hij/ Zij slaapt 's nachts
Mettre = aandoen/ aantrekken/ neerleggen 
- Je mets un pantalon - Ik trek een broek aan
- Tu mets tes lunettes de soleil - Je doet je zonnenbril op
- Il mets son portable sur la table - Hij legt zijn telefoon op de tafel

Slide 16 - Diapositive

Wat betekent 'partir'? 
Wat betekent 'dormir'?
Wat bekekent 'sortir'? 
Wat betekent 'mettre'? 
aandoen
Vertrekken
uitgaan
slapen

Slide 17 - Question de remorquage

Choix (keuze) 1: vragen stellen
1. Heb je vragen over Trede 13 of een andere Trede? 
2. Korte vragen - mondeling
3. Andere vragen - chat
4. Ik heb afspraak met Annemarie - bellen in een privé chat
5. Maak Trede 13 af/ begin aan Trede 14
NIET UITLOGGEN UIT LESSONUP



Choix (keuze) 2: geen vragen werken in het Portal
1. Klaar met Trede 13 en geen vragen over iets anders: ga werken aan T14.
2. Je gaat naar het Portal - Trede 14 - werken in overzicht - maak onderdeel 1 'Le français dans le monde'.
3. Om 14:40 kom je terug, want je moet vragen in LessonUp beantwoorden!

Slide 18 - Diapositive

Wat betekent 'la francophonie' ? (In eigen wooden)

Slide 19 - Question ouverte

Wat betekent het werkwoord 'partir'?
'Je pars en vacances.'
A
vertrekken
B
uitgaan
C
slapen
D
aandoen/ neerleggen

Slide 20 - Quiz

Wat betekent het werkwoord 'sortir'?
'Je sors avec mes amis.'
A
aandoen/ neerleggen
B
slapen
C
vetrekken
D
uitgaan

Slide 21 - Quiz

Wat betekent het werkwoord 'dormir'.
'Je dors pendant la nuit.'
A
uitgaan
B
vetrekken
C
slapen
D
aandoen/ neerleggen

Slide 22 - Quiz

Wat betekent het werkwoord 'mettre'?
'Je mets un pantalon.'
A
uitgaan
B
aandoen/ neerleggen
C
slapen
D
vetrekken

Slide 23 - Quiz

Wat is de streefdatum voor Trede 14?

Slide 24 - Carte mentale

Slide 25 - Diapositive