De vervoegingen van de onregelmatige werkwoordenSER en ESTAR
De getallen t/m 20
Jezelf voorstellen
Slide 6 - Diapositive
Repaso (=herhaling)
Slide 7 - Diapositive
timer
2:00
Spaanse persoonlijke voornaamwoorden
Slide 8 - Carte mentale
Welke werkwoorden zijn regelmatig of onregelmatig? Sleep de werkwoorden naar de juiste kolom.
Regelmatig
Onregelmatig
trabajar
escribir
ser
estar
comer
vender
leer
Slide 9 - Question de remorquage
- AR werkwoorden
yo bail
tú bail
él/ella/usted bail
Nosotros/nosotras bail
vosotros/as bail
ellos/ellas/ustedes bail
-O
-AS
-A
-AMOS
-ÁIS
-AN
Slide 10 - Question de remorquage
Sleep de -ER werkwoorden naar de juiste plek.
3. Yo................un libro en el salón.
1. Tú.............paella.
2. Pedro.............en la cocina.
5. Nosotros..................un café y un refresco.
4. Carlos y tú............holandés.
6. Juan y María .......................francés.
leo
comes
come
aprendéis
bebemos
aprenden
Slide 11 - Question de remorquage
Weet je de betekenis van deze Spaanse regelmatige werkwoorden?
Zet de juiste bij elkaar.
timer
2:00
comer
bailar
hablar
vivir
cantar
ir
vender
escuchar
escribir
compartir
beber
tocar
schrijven
gaan
dansen
drinken
praten
leven, wonen
luisteren
eten
instrument bespelen, aanraken
delen
zingen
verkopen
Tekst
Slide 12 - Question de remorquage
vertellen over je familie
Je eigen huis beschrijven
Woordenschat:
familieleden
huis
getallen en kleuren
vormen van het bijvoeglijk naamwoord
vervoeging van het ww TENER
Leerdoelen Cap 3
Grammatica:
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
La Mancha
Slide 15 - Diapositive
Don Quijote
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
In een dorpje in La Mancha, waarvan ik de naam liever niet wil herinneren, leefde niet zo lang geleden een edelman, van het soort dat een lans in elkaar zet, een oud schild, een magere knol en een snelle windhond bezit."
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Vidéo
Slide 20 - Vidéo
Introducción
Lesdoel: straks weet je iets meer over Don Quijote en la Mancha.
Lees: TB pág 26
Maak: Wb pág 62+ 63
Opdracht 1 + 2
Klaar? Voca Cap 3
Slide 21 - Diapositive
La familia
Slide 22 - Diapositive
De vader
De neef
De ooms & tantes
De dochter
el abuelo
los tíos
el padre
el primo
la hija
Slide 23 - Question de remorquage
¿Cómo se dice "ouders" en español? (vertaal ouders)
A
padres
B
padre
C
madre
D
hermanos
Slide 24 - Quiz
¿Cómo se dice "oma" en español? (vertaal oma)
A
novia
B
tía
C
abuela
D
madre
Slide 25 - Quiz
¿Cómo se dice "broers/zussen" en español? (vertaal broer/zussen)