2.11 Werkwoorden

Programma
  • Terugblik vorige les
  • Uitleg nieuwe theorie
  • Aan het werk
  • Opgeven huiswerk
  • Terugblik deze les
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Programma
  • Terugblik vorige les
  • Uitleg nieuwe theorie
  • Aan het werk
  • Opgeven huiswerk
  • Terugblik deze les

Slide 1 - Diapositive

Terugblik vorige les
Wat hebben we de vorige les gedaan?

Slide 2 - Diapositive

Grammatica woordsoorten h2 (blz. 69)
Doel: 
Aan het einde van de les kan iedereen de woordsoort 'werkwoord' in een zin vinden.

Slide 3 - Diapositive

Werkwoorden
  • Een werkwoord (ww) zegt wat iets of iemand DOET of overkomt.
  • Doe-woorden
  • Een werkwoorden kun je vervoegen (ik, hij, zij, jij, wij, zij, jullie)
Voorbeelden:
  • Kijken--> Ik heb gisteren naar Ajax-PSV gekeken.
  • Lachen --> Het circuspubliek lacht om de clown.
  • Krijgen --> De artiesten krijgen een luid applaus.
  • Vallen --> De appels vielen niet ver van de boom.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Je kunt de pincode beter niet op je bankpas schrijven. Benoem de werkwoorden in een zin.
A
Kunt
B
Kunt en schrijven
C
Schrijven en bankpas
D
Pincode, kunt en je

Slide 6 - Quiz

Jan legde het boek op de bovenste plank van de kast. Benoem de werkwoorden.
A
Legde
B
Legde en plank
C
Plank en Jan
D
Legde en bovenste

Slide 7 - Quiz

Wij hebben de hele zomer aardbeien uit onze eigen tuin gegeten. Benoem de werkwoord(en).
A
Hebben en aardbei
B
Gegeten en eigen
C
Wij en hele
D
Hebben en gegeten

Slide 8 - Quiz

De Nachtwacht is het bekendste schilderij in het Rijksmuseum. Benoem de werkwoord(en).
A
Bekendste en schilderij
B
Schilderij en De Nachtwacht
C
Is
D
Is en Rijksmuseum

Slide 9 - Quiz

Het gebruik komt uit Amerika. Benoem de werkwoord(en).
A
Gebruik
B
Komt en gebruik
C
Amerika en gebruik
D
Komt

Slide 10 - Quiz

Malou wacht op haar vriendin in de fietsenstalling. Benoem het werkwoord + de zelfstandige naamwoorden.
A
Malou, wacht, vriendin, fietsenstalling
B
Malou, vriendin, de
C
Wacht, haar, vriendin
D
Fietsenstalling, in, haar

Slide 11 - Quiz

De winkels hangen vol met de nieuwste herfstmode. Benoem het werkwoord + de zelfstandige naamwoorden.
A
Nieuwste, herfstmode, vol, hangen
B
De, winkels, de, nieuwste
C
met, vol, de
D
Hangen, winkels, herfstmode

Slide 12 - Quiz

Aan het werk...

Het volgende ga je maken:
Grammatica woordsoorten hoofdstuk 2
(1B: blz. 69-70) of (1A: blz. 65-66)

Noteer het onderdeel in je schrift! --> Maken 1 t/m 6 (1A= 1 t/m 5)


Klaar? --> beterontleden.nl: pv-ow-zinsdelen en zn-lw-ww


Slide 13 - Diapositive

Huiswerk
• Vrijdag 20 november, 2e uur
|> Toets grammatica woordsoorten hoofdstuk 1 (blz. 29) en hoofdstuk 2 (blz. 69)
|> Hoofdstuk 1: lidwoorden en zelfstandige naamwoorden.
|> Hoofdstuk 2: werkwoorden

Slide 14 - Diapositive

Terugblik deze les
• Wat was het doel?
• Moeilijk of makkelijk?
• Wat kan de volgende keer beter?

Slide 15 - Diapositive