Week 4, les 1
1 / 10
La durée de la leçon est: 15 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Directe of indirecte rede?
Jan vertelde gisteren dat hij naar de tandarts moest.
Jan vertelde gisteren dat hij naar de tandarts moest.
A
Directe rede
B
Indirecte rede
Slide 2 - Quiz
Directe of indirecte rede?
"Ik heb de hele dag ziek in bed gelegen", zei Jelle.
"Ik heb de hele dag ziek in bed gelegen", zei Jelle.
A
Directe rede
B
Indirecte rede
Slide 3 - Quiz
A = directe rede B= indirecte rede
Lees de zin:
Jan zegt dat hij zijn boek pakt.
Lees de zin:
Jan zegt dat hij zijn boek pakt.
A
directe rede
B
indirecte rede
Slide 4 - Quiz
directe rede of indirecte rede?
De docent vertelde gisteren dat wij met de klas gaan zwemmen.
De docent vertelde gisteren dat wij met de klas gaan zwemmen.
A
directe rede
B
indirecte rede
Slide 5 - Quiz
De jongen schreeuwde: “Wacht op mij!”
A
directe rede
B
indirecte rede
Slide 6 - Quiz
Zet in de directe rede.
Damian zei dat hij nu wel lang genoeg aan zijn huiswerk had gewerkt.
Damian zei dat hij nu wel lang genoeg aan zijn huiswerk had gewerkt.
Slide 7 - Question ouverte
Zet in de directe rede.
Marissa riep dat zij het antwoord goed had.
Marissa riep dat zij het antwoord goed had.
Slide 8 - Question ouverte
Zet in de indirecte rede.
Chenoa zei: 'Ik heb zin om naar huis te gaan.'
Chenoa zei: 'Ik heb zin om naar huis te gaan.'
Slide 9 - Question ouverte
Zet in de indirecte rede.
De docent zei: 'Mobieltjes in de tas.'
De docent zei: 'Mobieltjes in de tas.'
