SKL les 2 opdr64-66-67

SLK les 2 
Je krijgt straks huiswerk op.
Daar hoort een opdracht bij met een fragment. 
Eerst lezen we samen de theorie op blz 57/58

Daarna ga je naar opdracht 63. Die maken we samen. 
Lees eerst de vragen die je moet maken. 
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

SLK les 2 
Je krijgt straks huiswerk op.
Daar hoort een opdracht bij met een fragment. 
Eerst lezen we samen de theorie op blz 57/58

Daarna ga je naar opdracht 63. Die maken we samen. 
Lees eerst de vragen die je moet maken. 

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Lien

Directe rede
In de directe rede neem je letterlijk over wat iemand zegt. Je gebruikt de directe rede om een tekst levendiger te maken. 

Voorbeelden:
Dave zei tegen zijn vrienden: 'Ik ben verliefd!' 
'Wat heb je nu weer uitgespookt?' 'Niets', zei Marco. 

Slide 3 - Diapositive

indirecte rede
In de indirecte rede neem je NIET letterlijk over wat iemand zegt. 

Voorbeelden:
Dave zei tegen zijn vrienden dat hij verliefd was. 
Iemand vroeg Marco wat hij nu weer uitgespookt had. Marco zei dat hij niets had uitgespookt. 

Slide 4 - Diapositive

Wat is de directe rede?
A
Als je letterlijk opschrijft wat iemand zegt.
B
Als je redelijke taal gebruikt.

Slide 5 - Quiz

Je gebruikt aanhalingstekens zowel bij de directe rede als bij de indirecte rede.
A
Dat is juist.
B
Dat is onjuist.

Slide 6 - Quiz

Directe of indirecte rede?
Jan vertelde gisteren dat hij naar de tandarts moest.
A
directe rede
B
Indirecte rede

Slide 7 - Quiz

Directe rede of indirecte rede?
Joep zei dat hij moe was.
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 8 - Quiz


Wat is hier de directe reden?
A
Ik zei:"Dat ga ik niet doen."
B
Hij zei dat het niet gebeurt.
C
De man zegt van niet.
D
Iedereen zegt dat ze het willen.

Slide 9 - Quiz

Directe of indirecte rede:

Mijn moeder zei: "Ik ben zo trots op jou!"
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 10 - Quiz

Welke zin staat er in de DIRECTE rede?
A
Mijn vader zegt dat hij morgen thuiskomt.
B
Mijn moeder roept: 'Kom direct thuis!'
C
Het meisje vertelt mij dat ze morgen jarig is.
D
Simon vertelde mij dat hij gister ziek was.

Slide 11 - Quiz

Huiswerk

Maak opdracht 64 - 66 -67
blz 58 tm 61

Slide 12 - Diapositive