oefen proefwerk voortplanting

oefen proefwerk voortplanting
1 / 46
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 1 min

Éléments de cette leçon

oefen proefwerk voortplanting

Slide 1 - Diapositive

Wat zijn primaire geslachtskenmerken?

A
Kenmerken die vanaf de geboorte aanwezig zijn
B
Kenmerken die ontstaan in de puberteit

Slide 2 - Quiz

Zaadcellen worden gemaakt in de.....
A
bijbal
B
prostaat
C
zaadbal
D
zaadblaasje

Slide 3 - Quiz

De teelbal slaat zaadcellen op, de bijbal produceert zaadcellen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Menstruatiecyclus duurt ongeveer
A
27 dagen
B
28 dagen
C
29 dagen
D
30 dagen

Slide 5 - Quiz


Bij de ontwikkeling van een eicel bevindt de eicel zich in een follikel.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quiz

Een eicel en een zaadcel kunnen niet bewegen. Tot komt een zaadcel vooruit. Hoe komt dat?
A
Door de staartzweep
B
Door de zweepstaart
C
Door het sperma
D
Door het vocht

Slide 7 - Quiz

Een menselijke zaadcel heeft:
A
22 paar lichaams chromosomen
B
22 lichaams chromosomen
C
Een X en een Y chromosoom
D
Een X of een Y chromosoom

Slide 8 - Quiz

Wat is/zijn de voortplantingsorganen van een vrouw?
A
Vagina
B
Eierstokken & eileiders
C
Baarmoeder
D
Alle 3 (A, B & C)

Slide 9 - Quiz

Wat is menstruatie?
A
Dat een meisje een vrouw wordt
B
Dat een meisje borsten krijgt
C
Dat een meisje zwanger wordt
D
Dat een meisje bloed verliest elke maand

Slide 10 - Quiz

Als een zaadcel een eicel is binnengedrongen dan kunnen andere zaadcellen er nog bij.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Secundaire geslachtskenmerken:
A
heb je al bij de geboorte
B
krijg je in de puberteit
C
krijg je als je volwassen bent

Slide 12 - Quiz

Waar liggen de voortplantingsorganen van de man?
A
Balzak, onderbuik en penis
B
Balzak en penis
C
Onderbuik en penis
D
Penis

Slide 13 - Quiz

Hoeveel chromosomen hebben de dochtercellen na de reductiedeling?
A
23
B
46

Slide 14 - Quiz

Wat is een primair geslachtskenmerk?
A
Bredere heupen
B
Hoge stem
C
Vagina of Penis
D
Kleine voeten

Slide 15 - Quiz

De eileiders zijn aan de binnenkant bedekt met trilharen.
Wat is de functie van de trilhaarcellen in de eileider?
A
Bescherming van bevruchte eicellen
B
Het vergemakkelijken van transport van eicellen
C
Barrière vormen voor bacteriën van buitenaf
D
Zaadcellen stimuleren

Slide 16 - Quiz

Wat wordt er afgebroken bij de menstruatie?
A
De baarmoeder
B
Bloed
C
Het baarmoederslijmvlies
D
De eicel

Slide 17 - Quiz

Als een eicel bevrucht wordt, waar is de eicel dan?
A
eierstokken
B
eileider
C
baarmoeder
D
vagina

Slide 18 - Quiz

Bij de menstruatie wordt....
A
De bevruchte eicel afgestoten
B
De onbevruchte eicel afgestoten
C
De onbevruchte eicel met al het baarmoederlijmvlies afgestoten
D
Al het onlangs gevormde baarmoederslijmvlies afgestoten

Slide 19 - Quiz

Secundaire geslachtskenmerken zijn:
A
Lichaamshaar, gespierd, lage stem
B
Vagina, schaamlippen
C
Penis, ballen, schaamhaar
D
Borsten, brede heupen, en lichaamshaar

Slide 20 - Quiz

Wat is GEEN secundair geslachtskenmerk?
A
Schaamhaar
B
Zwaardere stem
C
Penis
D
Dikkere spieren

Slide 21 - Quiz

wat is de vagina?
A
het complete voortplantingsorgaan van de vrouw
B
onderdeel van de baarmoeder
C
de doorgang van vulva tot baarmoeder

Slide 22 - Quiz

Deze zaadcel bevat 23 chromosomen.
Bij welke deling is deze zaadcel ontstaan?
A
Mitose
B
Meiose
C
Reductiedeling
D
Gewone celdeling

Slide 23 - Quiz

Voortplantingsorganen van een man, wat doet de zaadleider?
A
Slaat zaadcellen op
B
Vervoert de zaadcellen
C
Ontstaan zaadcellen
D
Voegen zaadvocht toe

Slide 24 - Quiz

Wat doen de teelballen?
A
Zaadcellen produceren
B
Zaadcellen opslaan
C
Zaadcellen vervoeren

Slide 25 - Quiz


Je ziet hier de voortplantingsorganen van de man. In welk orgaan of in welke organen kunnen zich cellen bevinden die 23 chromosomen bevatten?

A
Alleen in orgaan 5
B
Alleen in de organen 6 en 7
C
Alleen in de organen 2, 6 en 7
D
Alleen in de organen 2, 5, 6 en 7

Slide 26 - Quiz

Bij de reductiedeling wordt het aantal chromosomen ...
A
Verdubbeld
B
Wordt gehalveerd
C
Blijft gelijk

Slide 27 - Quiz

Wat is reductiedeling?
A
Een verandering van geslacht
B
Een speciale celdeling waarbij geslachtscellen ontstaan
C
Een mutatie in het DNA
D
Mitose

Slide 28 - Quiz

Primaire geslachtskenmerken zijn NIET
A
Borsten
B
Vagina
C
Penis
D
Schaamlippen

Slide 29 - Quiz

Bij reductiedeling worden....
A
Geslachtscellen gemaakt
B
Gewone lichaamscellen gemaakt

Slide 30 - Quiz

Menstruatiecyclus
A
Duurt ongeveer 22 dagen
B
Dag 14 noem je de menstruatie en is de vruchtbare periode
C
Dag 14 noem je de eisprong of ovulatie, dit is de vruchtbare periode
D
Menstruatie is de laatste deel van de cyclus

Slide 31 - Quiz

Op dag 1 van de menstruatie cyclus begint de menstruatie

A
waar
B
niet waar

Slide 32 - Quiz

In de bijballen worden
A
zaadcellen geproduceerd
B
zaadcellen opgeslagen
C
urine opgeslagen
D
bloedcellen gemaakt

Slide 33 - Quiz

Wat verlaat de baarmoeder bij menstruatie?

A
alleen bloed
B
eicellen
C
alleen slijmvlies
D
bloed en slijmvlies

Slide 34 - Quiz

De eileider
A
Transporteert sperma
B
Laat de eicel innestelen
C
Transporteert eicel

Slide 35 - Quiz

Zaadleiders vervoeren de zaadcellen.
De......... en de ............ voegen vocht toe aan de zaadcellen
A
Sperma
B
Zaadblaasjes
C
Urine
D
Prostaat

Slide 36 - Quiz

Zaadcellen worden gevormd door ?
A
Meiose
B
Mitose
C
Gewone celdeling
D
Reductiedeling

Slide 37 - Quiz

Wat is de functie van de baarmoeder?
A
Het is waar de foetus zich ontwikkelt tijdens de zwangerschap
B
Het is waar de baby wordt geboren
C
Het is waar urine wordt opgeslagen
D
Het is waar de eicel wordt bevrucht

Slide 38 - Quiz

Na reductiedeling voor de geslachtscellen heb je ... chromosomen in deze cel.
A
46
B
32
C
23
D
16

Slide 39 - Quiz

Wat is een andere naam voor reductiedeling
A
Meiose
B
Mitose
C
Deling

Slide 40 - Quiz

Primaire geslachtskenmerken
A
Ontstaan tijdens de pubertijd
B
Ontstaan in de peuterpubertijd
C
Zijn vanaf de geboorte aanwezig
D
Ontstaan als pasen en pinksteren op een dag vallen

Slide 41 - Quiz

In figuur 2 zijn de voortplantingsorganen van de vrouw schematisch getekend.
Met welk nummer is het deel aangegeven waarin zich het maagdenvlies kan bevinden?

A
1
B
3
C
2
D
4

Slide 42 - Quiz

Bij de reductiedeling wordt het aantal chromosomen in de dochtercel ..
A
Verdubbeld
B
Wordt gehalveerd
C
Blijft gelijk

Slide 43 - Quiz

1. sprong van de eicel
2. de weg van de eicel
A
1. Ovulatie 2. Van de eierstok naar de eileider
B
1. Ovulatie 2. Van de eileider naar de eierstok
C
1. eiceldeling 2. Van de eierstok naar de eileider
D
1. eiceldeling 2. Van de eierstok naar de eileider

Slide 44 - Quiz




















De afbeelding toont een schematische doorsnede van een deel van de voortplantingsorganen van een man

Welke stoffen worden er afgevoerd in de richting van de pijl?

A
alleen hormonen
B
alleen sperma
C
alleen urine
D
urine en sperma

Slide 45 - Quiz

1 Zaadcellen blijven in de voortplantingsorganen van een vrouw enkele dagen in staat een eicel te bevruchten.
2 Bij een man van wie de zaadleiders onderbroken zijn, kunnen geen hormonen uit de teelballen worden afgevoerd.
3 De opslag van zaadcellen vindt plaats in de zaadblaasjes.

Welke van de uitspraken zijn ONJUIST?
A
1 en 2
B
1 en 3
C
2 en 3
D
alle drie

Slide 46 - Quiz