Rekenen 5.9 (3)
1 / 19
La durée de la leçon est: 30 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
1000
1400
900
1100
1200
1300
1500
1600
1700
1800
Slide 2 - Question de remorquage
1013 is meer dan twee keer 502.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 3 - Quiz
De helft van 1050 is evenveel als 475 + 575.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 4 - Quiz
2000 - 750 - 750 = .....
is minder dan
3000 - 450 =.....
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quiz
1525 is 325 meer dan 1200
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quiz
1525 is 325 minder dan 1850.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quiz
Welke steunsom gebruik jij?
219 + 228 =
A
219 + 220 =
B
219 + 230 =
C
230 + 200 =
D
174 + 832 =
Slide 8 - Quiz
Reken uit. Gebruik de steunsom.
219 + 228 =
219 + 228 =
Slide 9 - Question ouverte
Welke steunsom gebruik jij?
342 + 337 =
A
342 + 340 =
B
350 + 340 =
C
342 + 330 =
D
320 + 337 =
Slide 10 - Quiz
Reken uit. Gebruik de steunsom.
342 + 337 =
342 + 337 =
Slide 11 - Question ouverte
Welke steunsom gebruik jij?
498 - 223 =
A
498 - 230 =
B
498 + 230 =
C
498 - 220 =
D
498 + 220 =
Slide 12 - Quiz
Reken uit. Gebruik de steunsom.
498 - 223 =
498 - 223 =
Slide 13 - Question ouverte
Reken handig uit.
860 - 419 =
860 - 419 =
Slide 14 - Question ouverte
Reken handig uit.
860 - 413 =
860 - 413 =
Slide 15 - Question ouverte
Reken handig uit.
590 + 311 =
590 + 311 =
Slide 16 - Question ouverte
Reken handig uit.
590 + 322 =
590 + 322 =
Slide 17 - Question ouverte
615 + ...... = 1250
525 + ...... = 1250
320 + ...... = 1250
678 + ...... = 1250
147 + ...... = 1250
635
725
930
572
1103
