Les klas 1 - terminer chapitre 3

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Bientôt le printemps!

Bonjour

et 

bienvenue!!

Aujourd'hui

- (Herhaling) bezittelijk vnw

- Apprenez pour le contrôle

- Faites chapitre 4

- Kahoot

Bezittelijk voornaamwoord

Le pronom possessif

Leerdoel: 

- aan het einde van de les herken ik het bezittelijk voornaamwoord in een Franse zin

- aan het einde van de les kan ik een zin maken met het bezittelijk voornaamwoord in het Frans

In welke zin staat een bezittelijk voornaamwoord?

1. Ik heb een grote hond.
2. Ik heet Jan.
3. Dat zijn mijn ouders.
4. Heb jij een nieuwe fiets?

Uitleg bezittelijk voornaamwoord

Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is. 

De vorm hangt af van het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.  

BV: Max is mijn broer - Max est mon frère (m.ev)

Uitleg bezittelijk voornaamwoord

Let op: als het znw vrouwelijk is en begint met een klinker/ stomme h, gebruik dan de mannelijk vorm (mon,ton,son)

BV: Mijn vriendin heet Marie - Mon amie s'appelle Marie 

                                                               DUS NIET: ma amie s'appelle Marie 

De vorm van het bezittelijk voornaamwoord

Hoe weet je of een
woord m/v/mv is?

onze ouders

1. vos parents
2. ses parents
3. leurs parents
4. nos parents

(hun) ... plage (v)

1. leurs
2. notre
3. votre
4. leur

C'est ... père.

1. mon
2. ma
3. mes

mijn school (m)

1. ma collège
2. mes collège
3. mon collège
4. tes collège

jouw tafel (v)

1. ton table
2. tes tables
3. ta table

mijn vriend

1. mon ami
2. mes ami
3. ma ami

haar tuin ( m)

1. son jardin
2. ses jardins
3. sa jardin

jouw spullen (mv)

1. ton affaires
2. tes affaires
3. ta affaires
4. mes affaires

zijn kamer (v)

1. ses chambre
2. son chambre
3. ton chambre
4. sa chambre

onze klas

1. vos classe
2. notre classe
3. leurs classe
4. nos classe

mijn vriendin

1. ma amie
2. mon amie
3. mes amies
4. mes amis

Vertaal "Dat is MIJN zus."

C'est ___ soeur.

1. mon
2. ma
3. mes

Vertaal: "Dat zijn MIJN boeken."

Ce sont ___ livres.

1. mon
2. ma
3. mes

Vertaal: "Luc is MIJN broer."


Luc est ___ frère.

1. mon
2. ma
3. mes

LET OP! 

Ik kan het bezittelijk voornaamwoord in het Frans toepassen.

Ja

Nee

Een beetje

Vous êtes dans la même classe?

Tu as quelles matières le vendredi?

Tu es fort(e) en français?

Qui est ton/ta prof de français?

Elle est sévère?

Zelfstandig werken

- Apprenez pour le contrôle

- Faites chapitre 4:

- Deel 1 op pagina 137, herhaling chapitre 1: opdracht 1abc, 2abc, 3b, 4abc, 5abc & 6

- Deel 2 op pagina 143, herhaling chapitre 1 & 2: opdracht 7abc, 8abc, 10abc, 11abc & 12

- Deel 3 op pagina 150/151, herhaling chapitre 1, 2 & 3: opdracht 13abc, 14abc, 16ac, 17abc & 18

Zelfstandig werken

- Apprenez pour le contrôle

- Faites chapitre 4:

Deel 1 op pagina 137, herhaling chapitre 1: opdracht 1abc, 2abc, 4ab, 5abc & 6

Deel 2 op pagina 143, herhaling chapitre 1 & 2: opdracht 7abc, 8abc, 10abc, 11abc & 12

Deel 3 op pagina 150/151, herhaling chapitre 1, 2 & 3: opdracht 13abc, 14abc, 16b, 17abc & 18.

Les devoirs

Faire (maken)	Ga verder met chapitre 4
Apprendre (leren):	-leren voor het SO

Merci pour ton travail et ton attention!

& 

Au revoir!