Werkwoordspelling


     Herhaling 
werkwoordspelling
Herhaling werkwoordspelling
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon


     Herhaling 
werkwoordspelling
Herhaling werkwoordspelling

Slide 1 - Diapositive

Werkwoordsvormen
  1. Persoonsvorm tegenwoordige tijd
  2. Persoonsvorm verleden tijd 
  3. Voltooid deelwoord 
  4. Voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt

Slide 2 - Diapositive

Hoe vind ik de persoonsvorm(en) in een zin?
timer
1:00
Hoe vind je de persoonsvorm(en) in een zin?

Slide 3 - Question ouverte

Hoeveel persoonsvormen heeft de volgende zin?

Als het regent, hoef je niet naar school en kun je de hele dag series kijken.





Schrijf de persoonsvorm(en) uit onderstaande zin op.
Als het regent, hoef je niet naar school en kun je de hele dag series kijken.  
timer
0:40

Slide 4 - Question ouverte

Persoonsvorm tegenwoordige tijd 

Slide 5 - Diapositive

.............. jij ook zo zenuwachtig van deze quiz? (worden)
A
wordt
B
word
C
worden
D
wort

Slide 6 - Quiz

Er ............. niets als we onze mond houden. (veranderen)
A
verandert
B
veranderd
C
veranderdt
D
veranderen

Slide 7 - Quiz

timer
1:00
Jij ......... gisteren aangenomen bij de AH. 
..... je vriendin morgen dertig jaar?
........ je morgen dertig jaar?
werd
word
wordt

Slide 8 - Question de remorquage

Welke zin is correct gespeld?
A
Sophie heeft haar vinger verbrandt.
B
Sam en Tom moesten op de bus wachtten.
C
Het verbrandde haar van Sjors stinkt enorm.
D
Tom verbreedde gisteren zijn tuinpad.

Slide 9 - Quiz

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
D
gebeurdde

Slide 10 - Quiz


De afgelopen weken (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 11 - Quiz

Bedenk nu zelf een zin van minimaal tien woorden. Zorg dat je minimaal twee werkwoordsvormen gebruikt.
timer
2:00

Slide 12 - Question ouverte

Persoonsvorm
Stap 1. Bepaal wat de werkwoorden zijn--> tip= tijdproef!
Hoeveel persoonsvormen en dus ‘zinnen’? Zet haken!
Stap 2. In welke tijd moet de pv? tt of vt?
 stap 3. Wat is het onderwerp? (ev/mv)
stap 4. Pas de juiste spellingsregel toe 
--> ik-vorm (tt) of taxikofschip (vt)


Slide 13 - Diapositive

Bedenk een zin met minimaal twee persoonsvormen.
timer
1:30

Slide 14 - Question ouverte

Wat je vindt, mag je houden. Vindt je ook niet?
A
Fout, eerste 'vindt' moet zonder 't'.
B
Fout, beide keren moet 'vindt' zonder 't'.
C
Fout, tweede 'vindt' moet zonder 't'.
D
Deze zin is goed gespeld.

Slide 15 - Quiz

Wat voor soort fouten maak jij nog bij werkwoordspelling? Geef een voorbeeld!

Slide 16 - Question ouverte