Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
16- 4 taalles vergelijken
vergelijken
1 / 54
suivant
Slide 1:
Diapositive
NT2
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
Cette leçon contient
54 diapositives
, avec
quiz interactifs
,
diapositives de texte
et
3 vidéos
.
La durée de la leçon est:
35 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
vergelijken
Slide 1 - Diapositive
klein - kleiner groot-groter
Je kunt woorden gebruiken om dingen of mensen met elkaar te vergelijken. Je kijkt dan of er verschillen zijn.
Meestal zet je
-er
achter het woord.
dik - dikker
lief - liever
Slide 2 - Diapositive
Omar is 5 centimeter
langer dan
Mike.
Mike heeft een klein zusje, maar het zusje van Omar is iets
kleiner
.
Meestal schrijf je
-er
achter het woord.
hard - harder smal - smaller
Is de laatste letter een r dan schrijf je
-der
.
lekker - lekkerder duur - duurder
Slide 3 - Diapositive
Sommige woorden zijn onregelmatig.
Bijvoorbeeld:
graag - liever
goed - beter
veel - meer
weinig - minder
Omar voetbalt graag buiten, maar Mike speelt liever binnen.
Slide 4 - Diapositive
De groene jurk is mooi, maar de zwarte jurk is ......
Slide 5 - Question ouverte
Ik heb veel zin in het weekend, maar ik heb nog ....... zin in de vakantie.
Slide 6 - Question ouverte
Ibrahim heeft weinig geld, maar Bilen heeft nog .......
Slide 7 - Question ouverte
De keuken is vies, maar de badkamer is nog ......
Slide 8 - Question ouverte
geen verschil
Is het hetzelfde? Is er geen verschil?
Dan gebruik je het woord
even
.
Eslam en Yakeen voetballen even goed.
Mateusz en Natnael zijn even groot.
Dagmara en Saba schrijven even netjes.
Slide 9 - Diapositive
dan
Als het verschillend is (dus niet hetzelfde) gebruik je dan.
Bijvoorbeeld:
Ik vind voetbal
leuker dan
zwemmen.
Yahya is
groter dan
Ahmad.
Slide 10 - Diapositive
als
Is het hetzelfde dan gebruik je als.
Bijvoorbeeld:
Muaataz is even snel als Tarek.
Sarah spreekt even goed Arabisch als Noroz.
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Vidéo
Ik ben beter als jij.
A
juist
B
onjuist
Slide 13 - Quiz
Noor is dapper dan mij.
A
juist
B
onjuist
Slide 14 - Quiz
Tom is bozer dan ik.
A
juist
B
onjuist
Slide 15 - Quiz
Els kan sneller lopen als ik.
A
juist
B
onjuist
Slide 16 - Quiz
Ben vindt jou aardiger als hem.
A
juist
B
onjuist
Slide 17 - Quiz
Vul in: als of dan?
Jij hebt veel meer tijd ….. ik/mij.
A
als ik
B
dan ik
C
als mij
D
dan mij
Slide 18 - Quiz
Vul in: als of dan?
De laatste vakantie was twee keer zo duur ….. vorig jaar.
A
als
B
dan
Slide 19 - Quiz
Vul in: als of dan?
Victor loopt een stuk harder ….. hij/hem.
A
als hij
B
dan hij
C
als hem
D
dan hem
Slide 20 - Quiz
Vul in: als of dan?
Frans verdient evenveel ….. zij/haar.
A
als zij
B
dan zij
C
als haar
D
dan haar
Slide 21 - Quiz
Vul in: als of dan?
Maud is net zo snel … hij/hem.
A
als hij
B
dan hij
C
als hem
D
dan hem
Slide 22 - Quiz
We hebben vandaag slechter gespeeld ….. vorige week.
A
als
B
dan
Slide 23 - Quiz
Wij waren gisteren stukken duurder uit ….. gepland.
A
als
B
dan
Slide 24 - Quiz
Wij gaan liever naar Zweden ….. naar Noorwegen.
A
als
B
dan
Slide 25 - Quiz
Gisteren waren we drie keer zo lang onderweg ….. anders.
A
als
B
dan
Slide 26 - Quiz
Bedenk zelf woorden. Gebruik
dan
Bijvoorbeeld:
Appels zijn ........... koekjes.
gezonder dan
Slide 27 - Diapositive
Een auto gaat ......... een fiets.
Slide 28 - Question ouverte
Een dorp is ........ een stad.
Slide 29 - Question ouverte
Een gram is ........ een kilo.
Slide 30 - Question ouverte
Bedenk zelf woorden. Gebruik
even.
Bijvoorbeeld:
Mohamed en Mohammad zijn .........
even oud.
Slide 31 - Diapositive
De kast en de tafel zijn ..........
Slide 32 - Question ouverte
Ik vind blauw en rood ............
Slide 33 - Question ouverte
De leerlingen zijn ...........
Slide 34 - Question ouverte
Slide 35 - Diapositive
Als je mensen of dingen vergelijkt dan zet je vaak
-er
achter het woord. Je gebruikt vaak het woord
dan
.
Mensen uit Engeland zijn
langer dan
mensen uit Spanje.
Er zijn
meer
fietsen
dan
mensen in Nederland.
Je kunt ook op een andere manier vergelijken.
Nederlanders zijn
het langst
van alle mensen.
In december zijn de dagen
het donkertst
.
Slide 36 - Diapositive
Je zet
het
voor het woord en
-st
achter het woord.
klein - kleiner -
het
klein
st
groot - groter -
het
groot
st
stil - stiller -
het
stil
st
donker - donkerder -
het
donker
st
Slide 37 - Diapositive
Sommige woorden zijn
onregelmatig
.
Bijvoorbeeld:
graag - liever - het liefst
goed - beter - het best
veel - meer - het meest
weinig - minder - het minst
Slide 38 - Diapositive
Slide 39 - Vidéo
Slide 40 - Vidéo
Uitleg: trappen van vergelijking
net zo leuk
als
leuk
er
dan
het leuk
st
Slide 41 - Diapositive
groot - groter - grootst
Jij bent groot.
Ik ben groter.
Hij is het grootst.
Ik ben groter dan zij.
Jij bent even groot als ik.
Slide 42 - Diapositive
Dit is een voorbeeld.
Schrijf de trappen van vergelijking van:
klein
klein kleiner het kleinst
Slide 43 - Diapositive
Schrijf de trappen van vergelijking op van: leuk
Slide 44 - Question ouverte
Schrijf de trappen van vergelijking op van: gek
Slide 45 - Question ouverte
Schrijf de trappen van vergelijking
van: lief
Slide 46 - Question ouverte
Schrijf de trappen van vergelijking
van: goed
Slide 47 - Question ouverte
Schrijf de trappen van vergelijking
van: zwaar
Slide 48 - Question ouverte
Schrijf de trappen van vergelijking
van: weinig
Slide 49 - Question ouverte
Schrijf de trappen van vergelijking
van: graag
Slide 50 - Question ouverte
Schrijf de trappen van vergelijking
van: veel
Slide 51 - Question ouverte
https:
Slide 52 - Lien
https:
Slide 53 - Lien
Klaar!!!
Slide 54 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
A1 - A2 Trappen van vergelijking
Février 2023
- Leçon avec
41 diapositives
NT2
MBO
Studiejaar 1
A1 - A2 Trappen van vergelijking
Juillet 2024
- Leçon avec
45 diapositives
NT2
MBO
Studiejaar 1
A1 - A2 Trappen van vergelijking
Octobre 2023
- Leçon avec
52 diapositives
NT2
MBO
Studiejaar 1
les 10. Trappen van vergelijking
Mars 2024
- Leçon avec
40 diapositives
NT2
MBO
Studiejaar 1
les 10. Trappen van vergelijking
Mars 2024
- Leçon avec
40 diapositives
NT2
MBO
Studiejaar 1
Comparatief en superlatief
Février 2024
- Leçon avec
37 diapositives
NT2
MBO
Studiejaar 1
NT2 Taal Compleet A2 - thema 2
Mai 2024
- Leçon avec
23 diapositives
NT2
ISK
Bijzondere trappen van vergelijking
Juin 2020
- Leçon avec
16 diapositives
par
Numo
Nederlands
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 1
Numo