Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Vandaag: Hoe werken bloedgroepen?
Leerdoelen
Huiswerk nakijken
Herhaalvragen
Wat weten jullie al van bloedgroepen?
Interactieve uitleg met vragen en filmpjes
Slide 1 - Diapositive
Leerdoelen
Na deze les kun je:
Uitleggen hoe de rode bloedcellen van verschillende bloedgroepen eruit zien
Uitleggen welk bloed bij welk bloed past bij een bloedtransfusie
Slide 2 - Diapositive
Huiswerk nakijken
Wat: Kijk je huiswerk na
Hoe: Alleen
Hoe lang: 10 minuten
Hulp: Vragen stellen en naslagwerk
Resultaat: Je weet wat je fout hebt en kunt hier vragen over stellen
Slide 3 - Diapositive
Welk bestanddeel van bloed voldoet aan de volgende kenmerken? Geen celkern, bevat hemoglobine
A
Witte bloedcellen
B
Bloedplaatjes
C
Rode bloedcellen
Slide 4 - Quiz
Wat doet het bloedplasma?
A
Vervoert zuurstof
B
Vervoert koolstofdioxide
C
Vervoert voedingsstoffen
D
Niks
Slide 5 - Quiz
Tot welke bloedsomloop hoort de aorta?
A
Grote bloedsomloop
B
Kleine bloedsomloop
Slide 6 - Quiz
Tot welke bloedsomloop hoort de longslagader?
A
Kleine bloedsomloop
B
Grote bloedsomloop
Slide 7 - Quiz
Tot welke bloedsomloop hoort de onderste holle ader?
A
Kleine bloedsomloop
B
Grote bloedsomloop
Slide 8 - Quiz
Welke bloedsomloop wordt beschreven? Hart - Slagaders - Alle organen - Aders - Hart
A
Kleine bloedsomloop
B
Grote bloedsomloop
Slide 9 - Quiz
De functie van de (1) bloedsomloop, is (2) en voedingsstoffen afgeven aan de cellen.
A
1 = grote
2 = koolstofdioxide
B
1 = kleine
2 = zuurstof
C
1 = kleine
2 = koolstofdioxide
D
1 = grote
2= zuurstof
Slide 10 - Quiz
Tine zegt dat de kleine bloedsomloop bloed naar de hersenen vervoert. André zegt dat als een bloedcel een keer de hele bloedsomloop doorloopt, het eenmaal door het hart komt Wie heeft/hebben er gelijk?
A
Ze hebben beide gelijk
B
Ze hebben beide ongelijk
C
Alleen Tine heeft gelijk
D
Alleen André heeft gelijk
Slide 11 - Quiz
In welk bloedvat is het glucosegehalte het hoogst?
A
Longader
B
Longslagader
C
Poortader
D
Nierslagader
Slide 12 - Quiz
Welke stellingen zijn juist? 1) Tina zegt dat de kleine bloedsomloop het bloed naar de longen pompt. 2) Arend zegt dat in de organen koolstofdioxide wordt afgegeven aan het bloed
A
Alleen stelling 1
B
Alleen stelling 2
C
Beide stellingen
D
Geen van beide stellingen
Slide 13 - Quiz
Bloedgroepen
Slide 14 - Carte mentale
Antigenen op de bloedcellen
Op je rode bloedcellen zitten uitsteeksels (antigenen).
Afhankelijk van welke antigenen er op je rode bloedcellen zitten heb je een bepaalde bloedgroep.
Slide 15 - Diapositive
Antistoffen in het bloed
Elke bloedgroep heeft de antistoffen in het bloed tegen de antigenen die er niet zijn. Dit is aangeboren.
Slide 16 - Diapositive
Bloedgroep A
Bloedgroep A heeft antigeen A op zijn rode bloedcellen
in zijn bloed zit antistof B
Slide 17 - Diapositive
Bloedgroep B
Bloedgroep B heeft antigeen B op zijn rode bloedcellen
In zijn bloed zit antistof A
Slide 18 - Diapositive
Bloedgroep AB
Bloedgroep AB heeft antigeen A en B op zijn rode bloedcellen
In zijn bloed zit geen antistoffen
Slide 19 - Diapositive
Bloedgroep 0
Bloedgroep 0 heeft geen antigenen op zijn rode bloedcellen
In zijn bloed zitten antistof A en B
Slide 20 - Diapositive
Bloedgroepen
Sleep naar de juiste plaats
Antistof A
Antistof B
Antistof A en antistof B
Geen antistoffen
Antigen A
Antigen B
Antigen A en antigen B
Geen antigenen
Slide 21 - Question de remorquage
Welke bloedgroep(en) heeft/hebben de antigenen B
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O
Slide 22 - Quiz
Welke bloedgroep(en) heeft/hebben geen antistoffen
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O
Slide 23 - Quiz
Klontering
Als je antistof B en bloed met bloedcellen met antigeen B samenvoegt gaat het klonteren.
Slide 24 - Diapositive
Bloedtransfusie
Klontering moet je vermijden bij een bloedtransfusie.
De antistoffen uit het donorbloed spelen maar een verwaarloosbare rol, het gaat vooral mis door de antistoffen bij de ontvanger!
Slide 25 - Diapositive
Slide 26 - Diapositive
Slide 27 - Vidéo
Aan welke bloedgroep kan O geven
A
A
B
B
C
AB
D
Alle bloedgroepen
Slide 28 - Quiz
Iemand heeft bloedgroep AB. Deze persoon kan donor zijn voor mensen met de bloedgroepen...
A
A
B
B
C
AB
D
0
Slide 29 - Quiz
Ik heb onbekend bloed en ik voeg anti-A toe. Het bloed gaat klonteren. Welke bloedgroep is het?
A
Dat weet je niet
B
B
C
AB
D
A
Slide 30 - Quiz
Opdrachten maken
Wat: Lees naslagwerk pagina 9, maak opdrachtenboek pagina 34 t/m 37