Klimaatverandering

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Duurzaamheid

Klimaatverandering

Voorkennis uit de brugklas:
wat is 'klimaat'?

Belangrijke punten

- Er is een verschil tussen het natuurlijke en het versterkte broeikaseffect - je moet dat verschil kunnen uitleggen.

- Klimaatverandering is op zichzelf niks nieuws - je moet kunnen uitleggen waarom we ons er toch zorgen om maken.

- Je moet de belangrijkste gevolgen van het stijgen van de gemiddelde temperatuur kunnen benoemen.

Verschillende broeikasgassen in onze dampkring houden warmte vast. Dat heet het broeikaseffect.

Gemiddelde temperatuur mét broeikaseffect: 15 graden.

Zónder: -18 graden.

Deel van die gassen is natuurlijk. Deel wordt uitgestoten door mensen.

Die gassen versterken het effect. Er blijft méér warmte hangen.

Er zijn altijd al warmere en koudere periodes, maar het verschil is nu veel groter dan ooit eerder.

Gevolg: veranderingen in de natuurlijke omgeving.

Stijging van de zeespiegel is een belangrijke.

Komt door:

- Smelten landijs

- Uitzetten van warmer water

Niet zo'n chill idee voor ons.

De Volkskrant schreef over jongeren die de gevolgen van klimaatverandering zien gebeuren.

Via deze link ga je naar de pagina.

Scan de stukken van alle zeven jongeren. Bepaal om welk gevolg (zie hiernaast) elk van de stukken gaat.

Gevolgen van klimaatverandering:

- Smelten van landijs

- Stijgen van de zeespiegel

- Uitbreiding van de woestijn

- Branden door droogte

- Smelten van permafrost

Welk stuk ging om verwoestijning?

1. Emhil
2. Mary
3. Faith
4. Marisa

Welk stuk ging om smeltende gletsjers?

1. Iris
2. Emhil
3. Allen
4. Charlie

De gevolgen van klimaatverandering zijn de reden voor het hele onderwerp Duurzaamheid.

Uiteindelijk moet je kunnen:

- Uitleggen wat natuurlijk/versterkt broeikaseffect zijn

- Benoemen en herkennen van gevolgen van klimaatverandering

- Uitleggen waarom het stijgen van de temperatuur soms zelfs versneld wordt (bv. door smelten zee-ijs)

Aan de slag

Maak: opdrachten Thema C, 1 t/m 9.

Gebruik: pagina 93 en 94.

Let op: de manier waarop je uitleg geeft op een vraag. Doe dat in duidelijke, volledige zinnen. Oefen hoe je het op een toets ook zou doen.

Klaar? Nakijken en alvast beginnen met herhalen van dit hoofdstuk.