1hm grammatica woordsoorten les 4

Grammatica woordsoorten 
Nederlands



1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Grammatica woordsoorten 
Nederlands



Slide 1 - Diapositive

Grammatica woordsoorten
werkwoorden
zelfstandig naamwoorden
bijvoeglijk naamwoorden
lidwoorden
voorzetsels
persoonlijk voornaamwoorden

Slide 2 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord
Verwijst naar een persoon of een groep mensen zonder een naam te noemen. 

Slide 3 - Diapositive

werkwoorden
Een werkwoord kan in verschillende vormen in je zin terugkomen:

brengen > infinitief (hele werkwoord)
bracht > verleden tijd (of in een andere tijd)
gebracht > voltooid deelwoord

Slide 4 - Diapositive

lidwoorden
de, het, een

Let op: 'een' en niet 'één'
'het' van 'het huis' is wel een lidwoord, 'het' van 'het regent' niet

Slide 5 - Diapositive

zelfstandig naamwoorden
Een zelfstandig naamwoord gebruik je voor:

mensen en eigennamen (man, Jan)
dieren (olifant, muizen)
dingen (tafel, regenpijp)

Slide 6 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoorden
Deze zeggen iets over een zelfstandig naamwoord.

De nieuwe Netflix-serie. 
znw (zelfstandig naamwoord): Netflix-serie
bnw (bijvoeglijk naamwoord): nieuwe

Het bnw kan voor een znw staan, maar ook erna. 

Slide 7 - Diapositive

Voorzetsels 
Waarin, waardoor, waarmee, waaronder?

... de kast 

Maar ook richtingen, 'met' en 'na'

Slide 8 - Diapositive

Geef een voorbeeld van een persoonlijk voornaamwoord.

Slide 9 - Question ouverte

Wat voor soort woord is 'boek' in onderstaande zin?

Ik boek mijn vakantie naar Zwitserland.
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
voorzetsel

Slide 10 - Quiz

Benoem in onderstaande zin de werkwoorden, lidwoorden, zelfstandig naamwoorden, bijvoeglijk naamwoorden, voorzetsels en persoonlijk voornaamwoorden.

'Waarom heb je een pakje Sultana met appel meegenomen?

Slide 11 - Question ouverte

Maak zelf een zin in deze volgorde:

pers. vnw. - ww - lw - bnw - znw - ww

Slide 12 - Question ouverte

Oefenen!
Maak van SOM > Leermiddelen > Op Niveau > 

blok 5 > grammatica > opdracht 16 en 17

Slide 13 - Diapositive