# Proeftoets HA tentamen juni 2020 #

Vragen over begrippen
Basisbegrippen klas 3
Begrippen architectuur
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
HandvaardigheidMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Vragen over begrippen
Basisbegrippen klas 3
Begrippen architectuur

Slide 1 - Diapositive

Schilderij
Architectuur
Toegepaste kunst
Foto
Beeld

Slide 2 - Question de remorquage

Een stilleven is
A
Hoop dingen bij elkaar
B
Voorwerpen in een groep
C
Een verzameling levenloze voorwerpen
D
Een rommelige tafel

Slide 3 - Quiz

Aspecten van de voorstelling
Aspecten van de vormgeving
In deze sculptuur zie je de muze van Picasso
Door gebruik te maken van goedkope materialen wordt de primitiviteit van het werk versterkt
Dit sculptuur is een buste en bedoeld als autonoom kunstwerk
Het geheel is minimalistisch in kleur en lijngebruik.

Slide 4 - Question de remorquage

Autonome kunst
Toegepaste kunst

Slide 5 - Question de remorquage

Vooruit!
Hier zie je De Paardenrace te Longchamp, een werk van de Franse schilder Eduard Manet uit 1866/ 1867

Slide 6 - Diapositive

1. De paarden Rennen.
→ Noem twee aspecten van de voorstelling waaraan je kunt zien dat de paarden rennen.

Slide 7 - Question ouverte

2. Als je als beschouwer vlak voor dit schilderij staat, lijkt je midden op de renbaan te staan.
→ Noem een aspect van de voorstelling waardoor je als toeschouwer midden op de renbaan lijkt te staan. Leg je antwoord uit!

Slide 8 - Question ouverte

Aspecten van de voorstelling
Aspecten van de vormgeving
Dit stilleven verbeeld de sterfelijkheid van de mens
Door het clair obscure lichtgebruik wordt de dramatiek van het werk versterkt
Op dit schilderij staat onder andere een schedel en een glas afgebeeld
Het geheel is heel diagonaal geordend

Slide 9 - Question de remorquage

Welke compositie hoort bij welk plaatje?
Diagonaal
Horizontaal
Centraal
Verticaal
Overall
Driehoek

Slide 10 - Question de remorquage

Slide 11 - Diapositive

Dit is het Paleis
op de Dam.
Je ziet hier:
A
Het interieur
B
Het exterieur
C
De facade
D
De plattegrond

Slide 12 - Quiz

Paleis op de Dam, de Burgerzaal

Slide 13 - Diapositive

Dit is de burgerzaal
Je ziet hier:
A
Het interieur
B
Het exterieur
C
De facade
D
De plattegrond

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Diapositive

Ook dit is het Paleis
op de Dam.
Je ziet hier:
A
Het interieur
B
Het exterieur
C
De Facade
D
De plattegrond

Slide 16 - Quiz

Dorisch
Korintisch
Ionisch

Slide 17 - Question de remorquage

Timpaan
Architraaf
Zuil

Slide 18 - Question de remorquage

Noem 4 kenmerken van de klassieke architectuur

Slide 19 - Question ouverte

Dit is het Maurits huis. Welke klassieke elementen zijn hier gebruikt?

Slide 20 - Diapositive

Welke klassieke elementen zijn bij het Mauritshuis gebruikt?

Slide 21 - Question ouverte

Welke zuil is dit?
A
Dorische zuil
B
Ionische zuil
C
Korinthische zuil

Slide 22 - Quiz

Vormgeving betekent:
A
nadenken over een vorm
B
iets moois maken
C
iets een vorm geven
D
iets met kunst

Slide 23 - Quiz

rood, geel en blauw noemen we
A
felle kleuren
B
primaire kleuren
C
basiskleuren
D
echte kleuren

Slide 24 - Quiz

paars is de mengkleur van
A
blauw en rood
B
geel en rood
C
blauw en geel
D
rood en zwart

Slide 25 - Quiz

Hier wordt de ruimte voornamelijk gesuggereerd door:
A
afsnijding
B
lijnperspectief
C
standpunt
D
atmosferisch perspectief

Slide 26 - Quiz

Structuur is
A
oppervlakte
B
opbouw of samenstelling
C
constructie
D
patroon

Slide 27 - Quiz

Wat is een silhouet?
A
Schaduw die ontstaat bij tegenlicht
B
een zwarte vorm
C
Een angstaanjagende figuur
D
een zijaanzicht

Slide 28 - Quiz

Voorstelling is
A
Een toneelstuk
B
dat wat je ziet
C
een grapje
D
iemand voorstellen

Slide 29 - Quiz

Industriële vormgeving. Wat hoort hier niet bij?
A
3 dimensionaal
B
grote aantallen
C
gemaakt met machine
D
duur

Slide 30 - Quiz

Welke zuil is dit?
A
Dorische zuil
B
Ionische zuil
C
Korinthische zuil

Slide 31 - Quiz

Met contrast wordt .........................bedoeld.
A
Overeenkomst
B
Tegensteling

Slide 32 - Quiz

is dit het einde
A
ja
B
nee

Slide 33 - Quiz