Gs. Klas 4 §3.1 Dictatuur in Rusland en Italië - mavo
H3 Het Interbellum (1918-1939)
§3.1 Dictatuur in Rusland en Italië
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4
Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
Éléments de cette leçon
H3 Het Interbellum (1918-1939)
§3.1 Dictatuur in Rusland en Italië
Slide 1 - Diapositive
Tijdbalk - einde oorlog
Maak de tijdbalk kloppend
Februarirevolutie
Tsaar treed af
Communisme aan de macht olv Lenin
Lenin sluit vrede met Centralen
Duitse soldaten naar het westen
Wapenstilstand
1917
1918
Slide 2 - Question de remorquage
Welk woord heeft niets te maken met nationalisme?
A
vlag
B
land
C
mitrailleur
D
volk
Slide 3 - Quiz
Welk woord heeft niets te maken met militarisme?
A
soldaat
B
volkslied
C
uniform
D
medailles
Slide 4 - Quiz
De Eerste Wereldoorlog duurde van...
A
1914 - 1917
B
1914 - 1918
C
1939 - 1945
D
1940 - 1945
Slide 5 - Quiz
In 1914 kwamen veel Europese landen met elkaar in oorlog. Wat is daarvan geen oorzaak
A
nationalisme
B
opkomst van Hitler
C
militarisme
D
bondgenootschappen
Slide 6 - Quiz
Een totale oorlog is een oorlog:
A
Waarbij veel landen zijn betrokken.
B
Waarin het hele volk wordt ingeschakeld.
C
Waarin zowel te land als ter zee wordt gevochten.
D
Waarin veel soldaten sneuvelen.
Slide 7 - Quiz
Er worden vier begrippen uitgelegd. Drie definities zijn fout. Welk begrip wordt goed uitgelegd?
A
Een totale oorlog is een oorlog waarbij niet alleen het leger, maar de hele samenleving betrokken is.
B
Modern imperialisme is het veroveren van gebieden in andere werelddelen om militaire redenen, en omdat het aanzien en macht oplevert.
C
Nationalisme is trots zijn op je eigen leger.
D
Een wapenwedloop is een 'wedstrijd' tussen landen wie het eerst zijn wapens aan het front kan hebben.
Slide 8 - Quiz
Een loopgravenoorlog is een oorlog die wordt uitgevochten vanuit schuilplaatsen in de grond:
A
waar
B
niet waar
Slide 9 - Quiz
In een loopgravenoorlog ligt het front langdurig op dezelfde plaats:
A
waar
B
niet waar
Slide 10 - Quiz
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd in West-Europa een loopgravenoorlog uitgevochten
A
waar
B
niet waar
Slide 11 - Quiz
Een loopgravenoorlog kan nooit een tweefrontenoorlog zijn:
A
waar
B
niet waar
Slide 12 - Quiz
Wat was het doel van het Von Schlieffenplan?
A
zorgen dat de tegenstanders van Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwamen
B
zorgen dat Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwam
C
voorkomen dat de tegenstanders van Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwamen
D
voorkomen dat Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwam
Slide 13 - Quiz
Welk begrip past het beste bij de foto?
A
Lenin
B
Februari revolutie
C
Communisten
D
Tsaar
Slide 14 - Quiz
Bestudeer de bron.
Bij welk begrip past de bron het beste?
A
defensie
B
geallieerden
C
militarisme
D
mobilisatie
Slide 15 - Quiz
Bij welk antwoord staan alleen landen die tijdens de Eerste Wereldoorlog bij de Centralen hoorden?
A
Duitsland en Oostenrijk
B
Rusland, Oostenrijk, België en Duitsland
C
Groot Brittannië, Duitsland en Oostenrijk
D
Verenigde Staten en Frankrijk
Slide 16 - Quiz
Bekijk de bron. Wie heeft een pistool in zijn handen?
A
Frans Ferdinand
B
Gravilo Princip
C
Spiridon Louis
D
Mondriaan
Slide 17 - Quiz
Na de Eerste Wereldoorlog verloren veel Duitse burgers het vertrouwen in hun regering. Kies de antwoorden die uitleggen hoe dat komt.
A
De regering had het voor Duitsland vernederende Verdrag van Versailles getekend. Veel Duitse burgers waren daar kwaad om.
B
De regering legde de bevolking erg strenge wetten op. Toen Duitsland nog een keizer had, had de bevolking veel meer vrijheid.
C
De regering had de Republiek van Weimar veroverd. Dat was volgens veel Duitsers onverstandig, omdat het waarschijnlijk tot wraak van de geallieerden zou leiden.
D
De regering nam weinig effectieve maatregelen tegen de economische crisis.
Slide 18 - Quiz
Waarom werd Duitsland extra zwaar getroffen door de wereldwijde economische crisis?
A
Het Dawesplan werd stopgezet.
B
Duitsland had geld uitgeleend aan andere landen om de economie weer op te bouwen.
C
Hitler had enorme schulden gemaakt om het leger weer op te bouwen.
D
De Amerikaanse president had opdracht gegeven om alle Duitse producten uit Amerikaanse winkels te halen.
Slide 19 - Quiz
Een vrouw laat haar kachel branden op papiergeld. Waar en wanneer is deze foto gemaakt?
A
in de Verenigde Staten, kort na de beurskrach van 1929
B
in Duitsland, tussen 1921 en 1924, toen de inflatie extreem hoog was
C
in Italië, kort nadat Mussolini aan de macht kwam.
D
in de Republiek van Weimar, direct nadat de keizer naar Nederland was gevlucht
Slide 20 - Quiz
Communisme
Slide 21 - Carte mentale
Welke leider hoort er niet bij?
A
Lenin
B
Stalin
C
Hitler
D
Mussolini
Slide 22 - Quiz
§3.1 Dictatuur in Rusland en Italië
Het ontstaan van de Sovjet Unie
1917 Russische Revolutie --> Lenin a/d macht
--> Zet comm. neer in 1922
Wilden:
- Klassenloze samenleving
- Geen kapitalisme
- Gelijkheid in bezit
Slide 23 - Diapositive
Slide 24 - Vidéo
Welk woord weg?
A
Rijk
B
Arbeiders
C
Revolutie
D
Klassenloos
Slide 25 - Quiz
Welk woord weg?
A
Communisme
B
Dictator
C
Poetin
D
Lenin
Slide 26 - Quiz
§3.1 Dictatuur in Rusland en Italië
Dictatuur in de Sovjet Unie
1924 Stalin aan de macht
--> Wilt industrie staat dmv Planeconomie/vijfjarenplan
Slide 27 - Diapositive
Welke twee gevolgen had de planeconomie voor de Sovjetunie?
Slide 28 - Question ouverte
§3.1 Dictatuur in Rusland en Italië
Dictatuur in de Sovjet Unie
1924 Stalin aan de macht
--> Wilt industrie staat dmv Planeconomie/vijfjarenplan
Gevolgen:
- Collectivisatie --> verzet en hongersnood
- Industrialisatie
Slide 29 - Diapositive
Wat is een totalitaire staat?
A
De staat bepaald wat je denkt en hoe je doet
B
De staat bepaald wat je eet en hoe je doet
C
Je bepaald zelf wat je denkt en hoe je doet
D
Een democratie met een grondwet
Slide 30 - Quiz
Welke totalitaire staten ken je nog meer?
Slide 31 - Question ouverte
§3.1 Dictatuur in Rusland en Italië
Dictatuur in de Sovjet Unie
Stalin zet Stalinisme meer.
Kenmerken:
- Planeconomie/vijfjarenplan
- Indoctrinatie
- propaganda
- Totalitaire staat
- Dwangarbeid
- Showprocessen
- Zuiveringen
- Persoonsverheerlijking
Slide 32 - Diapositive
Welk kenmerk van het Stalinisme zie je hier?
Slide 33 - Question ouverte
Welke begrip hoort hier bij?
A
Geheime politie
B
Dwangarbeid
C
Propaganda
D
Persoonsverheerlijking
Slide 34 - Quiz
H3 Het Interbellum (1918-1939)
§3.1 Dictatuur in Rusland en Italië
Slide 35 - Diapositive
Dictatuur in Rusland
Kenmerken:
- Planeconomie/vijfjarenplan
- Indoctrinatie
- propaganda
- Totalitaire staat
- Dwangarbeid
- Showprocessen
- Zuiveringen
- Persoonsverheerlijking
Slide 36 - Diapositive
Slide 37 - Vidéo
Fascisme
Slide 38 - Carte mentale
Slide 39 - Diapositive
§3.1 Dictatuur in Rusland en Italië
Dictatuur in Italië
1922 Mussolini a/d macht in Italië
--> Zet fascisme neer
- Dictatuur
- Propaganda
- Censuur
- Geweld
Slide 40 - Diapositive
Gezamenlijk
Lezen paragraaf 3.1
Slide 41 - Diapositive
Noem een verschil tussen het fascisme en het communisme.
Slide 42 - Question ouverte
Noem een verschil tussen het fascisme en het het nationaal-socialisme.