2ha - herhalen ww -er

1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Aujourd'hui...

- Herhalen regelmatige ww-re

Doel: Aan het einde van deze les kun je de ww op -re vervoegen. 


Janvier
2021

Slide 2 - Diapositive

Regelmatige ww op -re
- Alle ww die eindigen op -re maak je op dezelfde manier.
- Er zijn twee regels voor:
1) STAM = hele ww - re
2) STAM + uitgang (zie volgende pagina)
- Bijv. perdre (verliezen), attendre (wachten), répondre (antwoorden), rendre (teruggeven), vendre (verkopen), entendre (horen), descendre (uitstappen)

Slide 3 - Diapositive

perdre (= verliezen)
Je perds
Tu perds
Il/elle/on perd
Nous perdons
Vous perdez
Ils/elles perdent

Slide 4 - Diapositive

Vul de juiste vorm van het ww in:
Il (vendre) la maison.
A
vends
B
vend
C
vendons
D
vendent

Slide 5 - Quiz

Vul de juiste vorm van het ww in:
Elles (rendre) les livres.
A
rends
B
rend
C
rendez
D
rendent

Slide 6 - Quiz

Ik wil meer oefenen met de ww op -re in het Frans omdat ik het nog niet helemaal begrijp.
A
Ja, dat heb ik nodig
B
Nee, ik begrijp het klokkijken

Slide 7 - Quiz

Vul de juiste vorm van het ww in:
Tu (entendre) la classe?
A
entends
B
entend
C
entendez
D
entendent

Slide 8 - Quiz

Vul de juiste vorm van het ww in:
Les filles (rendre) le livre.
A
rends
B
rendent
C
rendez
D
rendons

Slide 9 - Quiz

Vul de juiste vorm van het ww in:
Vous (attendre) le prof.
A
attends
B
attend
C
attendons
D
attendez

Slide 10 - Quiz

Passé composé (verleden tijd)
De passé composé is de verleden tijd.
Die bestaat uit een hulpww (avoir/être) + voltooid deelwoord.
Het hulpww verandert per ww en onderwerp.
Het voltooid deelwoord blijft hetzelfde.

Bijv. Ik heb verloren = J'ai perdu
Zij heeft verloren = Elle a perdu

Slide 11 - Diapositive

Schrijf zoveel mogelijk
vormen van perdre
in de PC

Slide 12 - Carte mentale

Zet het ww in de goede vorm van de passé composé:
Ils (entendre) ça?
A
ont entendu
B
as entendé
C
avez entendu
D
avez entendé

Slide 13 - Quiz

Zet het ww in de goede vorm van de passé composé:
Tu (vendre) ma maison.
A
as vendu
B
ai vendu
C
a vendé
D
a vendu

Slide 14 - Quiz

Zet het ww in de goede vorm van de passé composé:
Vous (répondre) au prof.
A
as répondu
B
a répondu
C
avez répondu
D
ont répondu

Slide 15 - Quiz

Zet het ww in de goede vorm van de passé composé:
Tu (répondre) au prof.
A
ai répondé
B
as répondu
C
avez répondu
D
ai répondu

Slide 16 - Quiz

Tu as fini? 
Dan mag je verder met 1 van de andere opdrachten. 

Slide 17 - Diapositive