Casus: Anna, een 65-jarige vrouw met een voorgeschiedenis van hypertensie en diabetes, wordt opgenomen op de afdeling spoedeisende hulp nadat haar echtgenoot merkte dat ze plotseling verward begon te praten en haar rechterarm niet kon bewegen. Haar echtgenoot vertelde dat Anna's spraak onsamenhangend leek en dat ze moeite had om haar woorden te vinden. Hij merkte ook op dat haar mond scheef leek toen ze probeerde te glimlachen. Anna's echtgenoot had haar die ochtend naar de keuken horen roepen, maar toen hij daar aankwam, vond hij haar zittend aan de keukentafel, met een verwarde blik in haar ogen. Anna's glimlach was scheef, en ze mompelde iets onverstaanbaars. Hij had haar meteen geholpen om te gaan zitten en probeerde haar te vragen wat er aan de hand was, maar haar antwoorden waren onsamenhangend en verward. Toen hij vroeg of ze haar arm kon bewegen, zag hij dat ze haar rechterarm niet kon optillen.