Leren voor SO VOORSTELLING verdieping

Leren voor SO VOORSTELLING
verdieping
1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
HandvaardigheidMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Leren voor SO VOORSTELLING
verdieping

Slide 1 - Diapositive

Het woord “voorstelling” zegt het eigenlijk zelf al: wat stelt de afbeelding voor? Als wordt gevraagd om iets over de voorstelling van een kunstwerk te vertellen, dan moet je iets zeggen over wat je letterlijk ziet: de mensen, de voorwerpen, de omgeving. Bijvoorbeeld “Het is een landschap”, of “Ik zie een vrouw met een kind op schoot”. 

Door zo goed mogelijk alle aspecten van de voorstelling te benoemen kun je als het ware het “verhaal van het kunstwerk” zien.

In het stukje hierboven werd trouwens het woord “aspect” gebruikt: “aspect van de voorstelling“. 

Aspect is een lastig woord dat vaak in de vragen van het examen wordt gebruikt. En eigenlijk kun je het vervangen door een veel simpeler woord: “ding”. Benoem eens alle aspecten (dingen) van de voorstelling in het schilderij hiernaast. 
VOORSTELLING

Slide 2 - Diapositive

Wat is er te zien? Dat is de vraag naar de voorstelling. Herken je bijvoorbeeld voorstellingsaspecten als een gezicht, iets van de kleding, een gebaar of houding, een dier, een landschap enz. dan is er sprake van een figuratieve (of half figuratieve) voorstelling. 

Voorstellingsaspecten zijn dus herkenbare elementen van de voorstelling.
Tintoretto, De bekering van Sint Paul
ca 1545
VOORSTELLING
Wassily Kandinsky,  Composition VII 1913

Slide 3 - Diapositive

THEMA


Théodore Géricault, Het Vlot van de Medusa
1818
Veel kunstwerken hebben een thema. Het is de grondgedachte van het kunstwerk en meestal in één of twee woorden samen te vatten. 

Voorbeelden van thema´s zijn: Liefde, dood, oorlog, slavernij. sociale misstanden, victorie enz.


Slide 4 - Diapositive

Het onderwerp van de Guernica van Picasso is het bombardement van het Spaanse stadje Guernica. Een onderwerp gaat dus over iets speciaals, in het geval van de Guernica over het bombardement. Een gegeven als een bombardement is een van de vele onderwerpen binnen het thema oorlog. De betekenis van begrippen 'onderwerp' en thema ligt dus dicht bij elkaar.
ONDERWERP

Slide 5 - Diapositive

Guernica is een enorm schilderij: het is 3,49 m hoog en 7,76 m breed. Pablo Picasso maakte dit schilderij van de stad Guernica, nadat het gebombardeerd was (door Duitse bommenwerpers) tijdens de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939).
Zoals je op de foto rechtsonder kunt zien, werd de stad grotendeels verwoest.
De mensen, dieren en dingen op het schilderij zien er niet realistisch ('echt') uit. Pablo Picasso probeerde het gevoel tijdens het bombardement over te brengen, niet zoals het eruitzag.
Het schilderij laat de stad Guernica zien tijdens het bombardement van 1937. Toen het bombardement begon was de wekelijkse markt aan de gang.
De Spaanse generaal Franco had aan Adolf Hitler gevraagd of hij kon helpen om tegenstanders te verslaan. Voor Hitler was dit, net voor de Tweede Wereldoorlog, een perfecte kans om de bommenwerpers van de Luftwaffe uit te proberen.
Het schilderij is in lijnen en vlakken in zwart, wit en grijs geschilderd om de oorlog uit te drukken.
De man met een afgebroken zwaard is een symbool voor een gesneuvelde soldaat
De lamp op het schilderij staat symbool voor de explosies en het bombardement in Guernica.
Het paard drukt de angst uit en is het symbool voor de onschuldige slachtoffers in de oorlog.
De moeder met het dode kind symboliseert het verdriet om de gesneuvelden.

Slide 6 - Diapositive

Sommige figuratieve voorstellingen vertellen een verhaal, bijv. over een historische gebeurtenis, een Bijbelverhaal of een verhaal uit de klassieke oudheid. 

In de val van Icarus van Breugel gebeurt van alles. Hoewel er midden op de voorstelling een herder naar boven tuurt, is Icarus achter hem al in zee gevallen. 
De boer op de voorgrond heeft helemaal niets in de gaten. Ook de man aan de oever, rechts onder, ziet niet wat er vlak voor zijn neus aan de hand is. 
Breugel heeft de scène in zijn eigen tijd geplaatst.
Vertellend/ Verhalend

Slide 7 - Diapositive

Tegen het einde van de middeleeuwen kregen kunstenaars meer oog voor natuurgetrouwe weergave van wat ze zagen. Daarna - in de renaissance - werd de studie van de werkelijkheid deel van de opleiding. 

Leonardo da Vinci heeft rond het jaar 1500 268 pagina's gevuld met studies naar de waarneming om (ver)houdingen realistisch te kunnen weergeven. 

Om het figuurtekenen goed onder de knie te krijgen, wordt er nog altijd getekend naar model.
Naar de waarneming

Slide 8 - Diapositive

Bij beeldende kunst gaat het om het verbeelden van wat je ziet, maar ook om je ideeën of gevoelens in beelden uit te drukken. 

Daarbij is goed waarnemen belangrijk, maar ook fantasie speelt een grote rol. In je fantasie is alles mogelijk!
Darfurnica is een voorstelling naar de fantasie. De maker is aan het combineren gegaan met beelden naar de waarneming. Bv portretten van Obama, Paris Hilton, een tas van Louis Vuitton en een machinegeweer.
Naar de fantasie

Slide 9 - Diapositive

In een figuratieve voorstelling herken je de 'echte' of gefantaseerde werkelijkheid. De voorstelling van het ene kunstwerk kan minder herkenbaar zijn dan de andere. 

De afbeelding hiernaast is figuratief: je herkent het witte paard, de ridder en de groene draak. 

Andere voorstellingsaspecten zijn de bloemen, een kasteel, kleding, gebaren, gezichtsuitdrukkingen en de blikrichting.
Figuratief

Slide 10 - Diapositive

Elke gelijkenis met de zichtbare, herkenbare werkelijkheid is verdwenen. 

Van de kunstenaars die zich hier mee bezig houden hoeft dit ook niet. Ze zijn meer bezig met de compositie, met het oproepen en uitdrukken van bepaalde gevoelens e.d. 

Er wordt een voorstelling gemaakt met alleen nog maar vormen, lijnen, kleuren. 
Abstract of non-figuratief
Wassily Kandinsky schilderde de muziek die hij hoorde!

Slide 11 - Diapositive

Details zijn kleine onderdelen van een groter geheel. Soms worden details heel precies uitgewerkt; in andere kunstwerken blijft het bij een vaag beeld. 

In het schilderij van Rubens zie je dat het paard heel gedetailleerd is weergegeven. Rubens heeft zelfs gedacht aan het kwijl dat uit de mond van het paard loopt. Ook de kwastjes aan de teugels en de glimlichtjes op het metaal van het bit geeft hij gedetailleerd weer.
Details/ gedetailleerd

Slide 12 - Diapositive

In de 17e eeuw was het gebruikelijk om voorstelling zo realistisch mogelijk te schilderen. Alles moest zo echt mogelijk lijken. 

Dat gold ook voor landschappen en stadsgezichten. De maten en verhoudingen, de details: alles moest kloppen. 

Johannes Vermeer schilderde zijn Gezicht op Delft ruim 350 jaar geleden. Het is een bijna fotografische weergave geworden.
Realistisch

Slide 13 - Diapositive

Wanneer een onderwerp zo natuurlijk mogelijk is weergegeven, noem je dat naturalistisch. Het onderwerp hoeft niet echt te bestaan, maar kan bedacht zijn. De kunstenaar verbeeldt het onderwerp wel zo echt mogelijk.
In de legende van St. Joris en de draak staat de draak symbool voor het kwaad en de duivel. Niemand heeft ooit een draak gezien, maar toch zijn ze vaak getekend en geschilderd, net als de eenhoorn en andere fabelachtige dieren. Naturalistische voorstellingen van draken zien er vaak zeer levensecht uit.
Naturalistisch

Slide 14 - Diapositive

De stieren die Picasso heeft getekend zijn naar beneden toe steeds meer vereenvoudigd weergegeven. 

Boven aan zijn de stieren nog gemakkelijk te herkennen, maar hoe verder je in de afbeelding naar beneden kijkt, hoe lastiger ze te herkennen zijn. 

Onderaan heeft hij alleen de hoofdlijnen van de horens , lijf, staart en poten getekend. De details die er bovenin wel zijn, heeft hij weggelaten.
Vereenvoudigd / gestileerd

Slide 15 - Diapositive

'Impressie' betekent 'indruk'. 

Een impressionistische voorstelling geeft dus een indruk van de werkelijkheid weer. Niet alle details zijn daarbij even duidelijk te zien. Het gaat om de verbeelding van een moment, de sfeer of de lichtval.

'Parlementsgebouwen bij zonsondergang' is een impressie van het moment. De schilder probeerde de effecten van het lichtval in de wolken en het water te vast te leggen.
Impressionistisch

Slide 16 - Diapositive

In het schilderij Elisabethkade in Berlijn herken je zonder moeite de straten, bomen en gebouwen. 

Toch is het geen realistische voorstelling

De bomen zien heel streperig en stekelig uit. De twee figuurtjes op de voorgrond hebben scherpe vormen. Dat geldt ook voor de gebouwen en de brug. De schilder heeft het tafereel geschilderd vanuit zijn beleving en daarom enigszins vervormd.
Gedeformeerd/ vervormd

Slide 17 - Diapositive

Beelden van goden en helden uit de klassieke Griekse oudheid zijn beroemd om hun geïdealiseerde vormgeving

Het zijn menselijke figuren met perfecte lichamen en ideale maten. Zo perfect dat de Venus van Milo geprezen wordt om haar ideale schoonheid.
Geïdealiseerd

Slide 18 - Diapositive

Geënsceneerd betekent 'In scène gezet'. 

Bij sommige schilderijen zie je onmiddellijk dat de voorstelling in scène is gezet. 

Dat geldt bijvoorbeeld voor de Sabijnse Maagden van de Franse schilder David. Het is een dramatische scène uit een oude klassieke mythe. 

Je ziet dat David de houdingen van de figuren afzonderlijk heeft bestudeerd en vervolgens heeft samengebracht. De scène lijkt zo overdreven geacteerd. De houding van de figuren is duidelijk geposeerd en de emotie is gespeeld.
Geënsceneerd

Slide 19 - Diapositive

PORTRET

Slide 20 - Diapositive

Mensen zijn geïnteresseerd in mensen. Geen wonder dat mensen een belangrijk onderwerp in de kunst vormen. En dan in het bijzonder het gezicht. Zo zijn er in de loop der eeuwen heel wat gezichten geportretteerd en heeft het portret zich ontwikkeld tot een speciale genre in de schilderkunst. 



Wanneer iemand ten voeten uit is geportretteerd spreek je van een totaalportret         Maar er zijn meer mogelijkheden, zoals alleen het gezicht
een portret ten halve         of een groepsportret    


Slide 21 - Diapositive

Vooral als kunstenaar een portet van zichzelf, een zelfportret schildert,  zijn de resultaten soms opmerkelijk. 

Vincent Van Gogh heeft veel zelfportretten geschilderd. Hij had geen geld om een model te betalen, maar wilde toch oefenen in het schilderen van portetten.

Ook Rembrandt van Rijn schilderde en tekende veel zelfportretten. 
Zelfportret

Slide 22 - Diapositive

Een portret en profil is een portret van opzij, zoals dat van de graaf van Montefeltro. 

Het gezicht van de graaf en vooral zijn neus hebben een heel opvallende profiel.
En Profiel

Slide 23 - Diapositive

Een 'portret en face' is een beeld waarbij je het gezicht van iemand recht van voren ziet.
Portret en face

Slide 24 - Diapositive

Bij een portret à trois quart (driekwart) zie je het gezicht voor driekwart, het meest van voren en een beetje van opzij: iets gedraaid dus.
A trois Quart

Slide 25 - Diapositive

Een expressief portret is vol uitdrukking, levendig, nadrukkelijk. Je kunt goed zien in de mimiek van het gezicht hoe de persoon die geportretteerd is zich voelt. 
Expressief

Slide 26 - Diapositive

Een karikatuur is een bijzonder portret waarmee de figuur of situatie op de hak genomen wordt. 

Je herkent de persoon direct, maar zijn trekken zijn door de tekenaar sterk overdreven, zoals de vorm en grootte van de ogen, tanden en kin van de karikatuur van Koning Willem Alexander. 

Door de overdrijvingen is een karikatuur meestal heel expressief.
Karikatuur

Slide 27 - Diapositive

SOORTEN SCHILDERIJEN

Slide 28 - Diapositive

In de 17e eeuw ontwikkelde zich in de Nederlanden een duidelijke voorkeur voor schilderijen met onderwerpen die de burgers interesseren: portret, stilleven, interieur, stadgezichten, landschap (zeezicht) en het historiestuk. 

Speciale schilderijen met huiselijke taferelen waren erg geliefd, dat wordt ook wel een genrestuk genoemd.
Genrestuk

Slide 29 - Diapositive

Historiestukken hebben een van de volgende drie onderwerpen:
  • Een religieus onderwerp (bv geboorte Christus.
  • Een Mythologisch onderwerp (bv godenverhaal)
  • Een historisch onderwerp (echt gebeurt)

Schilders die het genre van het historiestuk beheersten, stonden in hoog aanzien. 

In historiestukken komt van alles samen: menselijke anatomie, portretkunst, landschappen, dieren en kennis van geschiedenis, mythologie en de Bijbel.
Historiestuk
Karl Brjoellov, De laatste dag van Pompeii (1833) 

Slide 30 - Diapositive

De muren van de oude Romeinse villa's waren soms al versierd met schilderingen van landschappen. Later - in de middeleeuwen - wordt het landschap uitgewerkt als achtergrond van religieuze voorstellingen. 

Er zijn dan schilders die zich specialiseren als landschapschilders en schilders van zeezichten.
Landschap

Slide 31 - Diapositive

Al in de middeleeuwen werden er stadsgezichten geschilderd.

Vooral Nederlandse schilders hielden zich hier in de 17e eeuw mee bezig.

In navolging van de Nederlandse schilders komt het stadsgezicht ook in andere landen op.
Vincent van Gogh,  Caféterras
1889
Claude Monet, Boulevard des Capucines 1873
Stadsgezicht

Slide 32 - Diapositive

Een zeegezicht of zeestuk, is een vorm van figuratieve kunst met de zee als onderwerp. 

Een zeegezicht haalt zijn inspiratie voornamelijk uit alles rond de zee en schepen. 

Het is een genre dat vooral veel tussen de 17e en 19e eeuw werd beoefend. In de praktijk omvat het zeegezicht ook scheepvaart op rivieren, havens en boten op het strand.
Zeegezicht

Slide 33 - Diapositive

Zoals je uit woord kunt afleiden, 
zit er in een stilleven geen leven. Meestal bestaat de voorstelling uit een verzameling voorwerpen, vruchten en etenswaren, bloemen e.d.

Een stilleven met bijvoorbeeld een schedel, gespeelde muziek, een omgevallen glas, een lege inktpot, een boek, een opgebrande kaars, verwijzen naar  de vergankelijkheid van het leven. 
Stilleven

Slide 34 - Diapositive

Op Interieur met vissenkom van Henri Matisse zie je een interieur. 

Dit interieurschilderij laat echter meer zien. Het is eigenlijk een combinatie van een interieur, een stilleven en een landschap. Het landschap, in dit geval een stadsgezicht, is door het raam zichtbaar. 
Interieur

Slide 35 - Diapositive

OVERIG

Slide 36 - Diapositive

Geloof, hoop en liefde, vrijheid. rechtvaardigheid, trouw, het kwaad of vrede zijn begrippen waarvoor symbolen zijn bedacht. 

Het bekendst is wel het hartje als symbool voor liefde, maar er zijn nog veel meer symbolen, zoals cijfers, vlaggen, letters of tekens op verkeersborden.

Ook dieren worden soms gezien als symbolen. De adelaar wordt bijv. gezien als symbool van macht, schoonheid en onafhankelijkheid. De duif staat voor liefde, vrede en is het symbool voor de ziel van iemand die overleden is of de geest van gestorvene. Ook kleuren hebben een symbolische waarde.
Symbool

Slide 37 - Diapositive

Een beeld zegt meer dan 1000 woorden. Daarom kom je ze overal tegen, de pictogrammen of icoontjes, zoals in bijvoorbeeld de Apps' op een tablet of mobieltje. 

Logisch: iedereen begrijpt ze direct of heeft ze leren begrijpen. Pictogrammen worden daarom ook veel toegepast op stations en vliegvelden.

Het zijn beeldtekens die een woord of een tekst vervangen. Het gebruik van symbolen wordt daarom ook beeldtaal genoemd.

Pictogram komt uit het Latijn en het Grieks. Picto komt van het Latijnse voltooid deelwoord 'pictus' of in het Nederlands: 'geschilderd'. Gram komt van het Griekse 'gramma' of in het Nederlands 'letter'.
Dus: pictogram = geschilderde letter!
Pictogram, Icoontje

Slide 38 - Diapositive

Een logo is een symbool of beeldmerk van een bedrijf, instelling of een stad. Het kan bestaan uit een teken, een naam of combinatie van beide. 

Een bedrijf kiest graag voor een gevoel dat het bedrijf moet uitstralen.

In het logo van de Mini zie je nog de strakke en bijna abstracte vormen die 
naar vleugels verwijzen: een vliegensvlugge auto.

In het logo van Nike zie je de vleugels terug van de Niké, de Griekse godin van de overwinning.
Logo, Beeldmerk

Slide 39 - Diapositive


Vraag:
Bekijk beide postzegels.
Samen vormen de twee zegels een serie: ze hebben dan ook een aantal overeenkomsten.
Noem drie overeenkomsten tussen de twee zegels.

Slide 40 - Question ouverte

Een attribuut is een voorwerp dat vast bij iemand hoort en waar je hem of haar ook herkent. 

Een kroon is het attribuut van een koning; schild een zwaard zijn attributen waaraan je een ridder herkent. Op mythologische voorstelling herken je de goden aan hun attributen. Dat geldt ook voor religieuze beelden.

Herken je het figuur hiernaast aan de hand van het attribuut? 
Attribuut

Slide 41 - Diapositive

Dit betekend in de schilderkunst de manier waarop een kunstenaar de oppervlaktestructuur van een materiaal afbeeldt. 

Vooral bij het schilderen van een traditioneel, realistisch stilleven worden de voorwerpen vaak zo samengesteld dat men zo veel mogelijk verschillende oppervlakken kan laten zien.

Terugkerende onderdelen daarbij zijn vaak een glas, met zijn harde spiegelende oppervlak en vaak nog deels gevuld met wijn, een aantal voorwerpen van metaal, bijvoorbeeld een roestig mes, een tinnen kan, en zilveren of gouden voorwerpen. Verder voedingsmiddelen met een verschillend oppervlak, zoals druiven, schaaldieren, brood of vruchten. 
Stofuitdrukking

Slide 42 - Diapositive

Een monument is een standbeeld, een gedenksteen of een gebouw opgericht ter herinnering aan een persoon, belangrijke gebeurtenis, gedachtegoed of begrip.

Het woord monument is afgeleid van het Latijnse woord monumentum (dat wat herinnert) van het werkwoord monere (zich herinneren.
Monument

Slide 43 - Diapositive

Autonome kunst is "vrije kunst". Dat wil zeggen dat de kunstenaar mag maken wat hij wil. Als hij werkt in opdracht dan zal hij binnen zekere grenzen moeten blijven natuurlijk maar uiteindelijk maakt hij het kunstwerk naar eigen inzicht.  

Bij autonome kunst draait het meer om emoties dan om de vormgeving. Het is een uiting van de persoonlijke wereld van de kunstenaar.

Autonome kunstwerken zijn niet functioneel, dwz het zijn geen gebruiksvoorwerpen.
Autonoom kunstwerk

Slide 44 - Diapositive

Toegepaste kunst (ook wel kunstnijverheid) is esthetische vormgeving(=het mooi vormgeven) van functionele voorwerpen zoals gebouwen, meubels, kleding, drukwerk en dergelijke. 

In tegenstelling tot de niet-functionele, autonome uitingen van beeldende kunst hebben ontwerpen van toegepaste kunst ook een praktisch nut, een functie.

Let op; niet elk gebruiksvoorwerp is dus een toegepast kunstwerk! Pas als er écht over na is gedacht over een zo mooi mogelijke vorm mag je hiervan spreken. 
Toegepast kunstwerk

Slide 45 - Diapositive