Herhalen 6.3

Wat weet je nog?
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Wat weet je nog?

Slide 1 - Diapositive

Wat zijn actieven
A
Niet werkende mensen
B
Niet betaald werkende mensen
C
Betaald werkende mensen
D
Vrijwilligerswerk.

Slide 2 - Quiz

Leg uit hoe het stelsel van sociale zekerheid bijdraagt aan een herverdeling van de inkomens

Slide 3 - Question ouverte

De negatieve gevolgen van de vergrijzing voor de overheid gaan voornamelijk over de kosten van de vergrijzing, bijvoorbeeld de uitgaven aan AOW-uitkeringen.
⇒ Noem nog een ander voorbeeld van overheidsuitgaven die zullen stijgen als gevolg van de vergrijzing

Slide 4 - Question ouverte

Wat zijn de gevolgen van de vergrijzing?

Slide 5 - Question ouverte

De overheid kan maatregelen nemen die leiden tot nivelleren of 
denivelleren van inkomen. Hieronder staan drie maatregelen genoemd. Sleep ze naar de juiste kolom.





Nivellering
Denivellering
Over de eerste
€ 10.000 van het inkomen hoeft niemand belasting te betalen. 

Een kok en een bankdirecteur krijgen beide € 100,- loonsverhoging
Het belastingpercentage in de hoogste schijf gaat omlaag van 52% naar 50%.

Slide 6 - Question de remorquage

Nivellering van inkomens betekent dat
A
De werking van het belastingstelsel
B
Het verschil tussen hoge en lage inkomens in verhouding kleiner wordt.
C
Het dichtbij de diagonaal teken van de lorenzcurve
D
Het verschil tussen hoge en lage inkomens in verhouding groter worden.

Slide 7 - Quiz

Nivellering
Denivellering
Het percentage van de hoogste schijf in box 1 wordt verhoogd
Door bezuinigingen besluit de regering tot verlaging van de huurtoeslag

Slide 8 - Question de remorquage

Wat is eigenwoningforfait?
A
Dit is de belasting die je jaarlijks aan de gemeente moet betalen
B
Dit is je hypotheekrente die je mag aftrekken van de belasting
C
Dit is de huur die een huurder betaalt voor zijn eigen woning
D
Dit is het zogenaamde inkomen uit je eigen woning die wordt belast

Slide 9 - Quiz

Door de aftrekposten
A
Wordt je belastbaar inkomen hoger waardoor je meer belasting betaalt
B
Wordt je belastbaar inkomen hoger waardoor je minder belasting betaalt
C
Wordt je belastbaar inkomen lager waardoor je meer belasting betaalt
D
Wordt je belastbaar inkomen lager waardoor je minder belasting betaalt

Slide 10 - Quiz

Wat is een aftrekpost bij de inkomstenbelasting?
A
Hypotheekaflossing
B
Hypotheekrente
C
Eigen woningforfait
D
Auto van de zaak

Slide 11 - Quiz

Bij een progressief belastingstelsel
A
Hoe hoger je inkomen hoe meer belasting je procentueel betaald
B
iedereen betaald procentueel evenveel belasting
C
Hoe hoger je inkomen hoe minder je procentueel aan belasting hoeft te betalen.
D
iedereen betaald belasting

Slide 12 - Quiz

Bij belastingheffing in box 3 gaat de overheid uit van een fictief rendement van 1,9 %. Wat is fictief rendement?
A
Vermogensrendements-heffing
B
Heffingskorting
C
Wat je moet betalen aan de belastingdienst
D
De overheid doet alsof je geld verdient aan sparen en beleggen

Slide 13 - Quiz

Wat verstaat de belastingdienst onder heffingskortingen?
A
Korting op de inkomstenbelasting in Box 1
B
Korting op alle inkomstenbelasting en premies
C
Korting op alle inkomstenbelasting in Box 1 en Box 3
D
Korting op het inkomen in alle boxen

Slide 14 - Quiz