HA3: Grammatica zinsdelen: bijvoeglijke bijzin

Grammatica zinsdelen H1
bijvoeglijke bijzin
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Grammatica zinsdelen H1
bijvoeglijke bijzin

Slide 1 - Diapositive

Doel

Je weet wat een bijvoeglijk naamwoord is

Je weet wat een bijvoeglijke bepaling is

je weet wat een bijvoeglijke bijzin is


Je kunt bovenstaande dingen in een zin benoemen

Slide 2 - Diapositive

Kijk eens naar deze korte zinnetjes:

een grappige hond

een moeilijke zin

een fantastische prestatie


Je ziet een lidwoord, bijvoeglijk naamwoord en een zelfstandig naamwoord


Slide 3 - Diapositive

Bijvoeglijke bepaling

Een  bijvoeglijke bepaling is een woordgroepje dat iets zegt over een zelfstandig naamwoord


Bijvoorbeeld:

De lerares, uit Joure, komt vandaag met de auto

Ik koop deze cd van Lange Frans

Slide 4 - Diapositive

Bijvoeglijke bijzin
  • Een bijv. bijzin zegt ook iets over en zn.
  • Het is een zin en heeft dus en o en een pv.


Bijvoorbeeld:

De jongen, die gisteren een ongeluk kreeg, ligt in het ziekenhuis.



Slide 5 - Diapositive

Even testen


Zit er in de volgende zin een

- bn (bijvoeglijk naamwoord)

- bijv. bep. (bijvoeglijke bepaling)

- bijv. bijzin (bijvoeglijke bijzin)

Slide 6 - Diapositive


Gordon is een gezellige man.
A
bn
B
bijv. bep
C
bijv. bijzin

Slide 7 - Quiz

Gordon is een gezellige man

Wat is het bn?

Slide 8 - Question ouverte


De band die deze liedjes maakt, is gestopt.
A
bn
B
bijv. bep
C
bijv. bijzin

Slide 9 - Quiz

De band die deze liedjes maakt, is gestopt.

Welk stuk is de bijvoeglijke bijzin?

Slide 10 - Question ouverte

Gordon wil nu trouwen met een man die lief voor hem is.
A
bn
B
bijv. bep
C
bijv. bijzin

Slide 11 - Quiz

Gordon wil nu trouwen met een man die lief voor hem is.

Welk stuk is de bijvoeglijke bijzin?

Slide 12 - Question ouverte

Hij kiest uiteindelijk de man uit Leiden.
A
bn
B
bijv. bep.
C
bijv. bijzin.

Slide 13 - Quiz

Hij kiest uiteindelijk de man uit Leiden.

Welk stuk is de bijvoeglijke bepaling?

Slide 14 - Question ouverte

Evaluatie

Slide 15 - Diapositive

Geef met eigen woorden aan wat het verschil is tussen een bn, bijv. bep en een bijv. bijzin

Slide 16 - Question ouverte

Ik snap het!
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Sondage