VT2 - Periode 2 - JK - Woordenschat

• Taal
• HBO
• Studiejaar 2

Beginnen vandaag met een reflectie op periode 1 en een vooruitblik naar periode 2. 

Op het bord de tussendoelen beginnende geletterdheid voor de kleuters ophangen (zie volgende slide); studenten de post-its eronder laten hangen. Vervolgvraag = wat heb je dan gedaan voor je stageopdracht? Wissel uit met degene die naast je zit. 

+10min. Als het goed is, komt er ongeveer dit uit. Colleges tot nu toe vooral gericht op de gele tussendoelen; de roze komen deze periode aan bod. 

+15min. We gaan verder met het leeslogboek. Op de slide twee tips: boekenbingo en nationale voorleesdagen. 

1 Hoeveel procent van de woorden van een tekst moet je kennen om die tekst te kunnen begrijpen?

1. 60 procent
2. 70 procent
3. 80 procent
4. 90 procent

2 Wanneer je het hebt over de wijze waarop een woord is opgebouwd, dan spreek je over de ... van een woord.

1. morfologische identiteit
2. syntactische identiteit
3. fonologische identiteit
4. semantische identiteit

3 Het aantal woorden dat iemand zelf actief gebruikt, valt onder de...

1. receptieve woordenschat
2. passieve woordenschat
3. productieve woordenschat
4. contextuele woordenschat

4 Kinderen ontwikkelen een steeds diepere woordkennis. Die loopt van de ... naar de ... naar de ... van woorden.

1. abstracte - concrete - contextuele betekenis
2. concrete - abstracte - contextuele betekenis
3. contextuele - abstracte - concrete betekenis
4. contextuele - concrete - abstracte betekenis

5 Wanneer je als leerkracht aan de hand van instructie specifieke doelwoorden aanleert, dan breid je de woordenschat van de kinderen ... uit.

1. receptief
2. passief
3. impliciet
4. expliciet

+20min. 

Aan de hand van de context leren kinderen steeds meer bij; maakt ook duidelijk waarom kinderen die een basiswoordenschat missen ook steeds meer gaan achterlopen ten opzichte van hun leeftijdsgenoten. 

laag 1 kun je aanleren door bijv. handelingen te verbaliseren; leren kinderen vanzelf; laag 2 en 3 wel zinvol om expliciet aandacht voor te hebben / laag 2 = boeken / kranten / volwassen taalgebruik / laag 3 = vakspecifieke context: behorende bij een bepaald thema: woorden die je selecteert voor je minithema! 

Laag 1 Dagelijkse Algemene Taalvaardigheid

Laag 2 Cognitieve Academische Taalvaardigheid

Laag 3 vakspecifieke context

proeven

gulzig

de citroenrasp

aandachtig

de verjaardag

de cacao

Kun je gebruiken om woorden te selecteren. In de BAK en de WAK staan wel woorden die kinderen al kennen! 

De Basiswoordenlijst Amsterdamse Kleuters (BAK) is een praktisch hulpmiddel voor leerkrachten om de woordenschat van kleuters uit te breiden. Het doel van de BAK-lijst is dat alle kleuters minimaal 2.000 dezelfde woorden beheersen als zij naar groep 3 gaan. Zo hoopt de gemeente taalachterstanden bij kleuters tegen te gaan.

Opdrachtje

Welk van deze woorden staat volgens jullie in de lijst van groep 1, 2, 3 en 4? Ieder woord staat in één van de lijsten. 

• 'goudeerlijk'
• 'eergisteren'
• 'hoewel' 
• 'waar' in de betekenis van 'echt'

+30min. 

waar = 1

hoewel = 2

eergisteren = 3

goudeerlijk = 4

Het 4e gouden uitje: uitproberen. Interactieve verwerking door de leerlingen

De bedoeling is dat de kinderen even de tijd krijgen om met de betekenissen van de nieuw aangeboden woorden actief om te gaan en de nieuwe informatie te

koppelen aan hun voorkennis. Het gaat om inbedding van de nieuwe woorden in hun eigen bestaande netwerk van woorden en betekenissen. Pratend, luisterend

en nadenkend maken ze zich de nieuwe concepten meer ‘eigen’ .

Een belangrijk aandachtspunt is dat alle kinderen aan bod komen: óók (juist!) de taalzwakke leerlingen moeten kunnen meepraten over de woorden en betekenissen.

Essentieel is dat elke leerling een inbreng mag hebben en kan meepraten op het eigen niveau; met een medeleerling, met een groepje of met de hele klas. Zorg dat

de vragen aansluiten bij de nieuwe, net gesemantiseerde woorden en ga niet meteen controleren door vragen te stellen als: ‘Wat betekent….…’ . maar vraag naar

ervaringen, voorbeelden (bedenk in tweetallen andere voorbeelden van een naslagwerk), meningen of gevoelens (zou je zelf graag een atlas willen hebben?).

Opdrachtje

Hoe zouden jullie de volgende woorden semantiseren?

• 'uitspoelen' (groep 1)
• 'flauw' (omgaan met elkaar, groep 1)
• 'bewonderen' (groep 2)
• 'ramadan' (groep 2)

+40min. 

+45min. 

evt. ook nog didactische impulsen plus mondelinge interactievaardigheden! 

+60min. 

Mag meteen ingeleverd worden. 

Opdracht 2 > Verwerking Its

• Selecteer een cluster van vier woorden uit laag 2 en/of 3 (bij je minithema). 
• Beschrijf hoe je die woorden gaat voorbewerken, semantiseren, consolideren en controleren. 
• Zorg ervoor dat je het voorbewerken, semantiseren of consolideren zo ook voor kunt doen.                                                                                                               Hulpmiddelen: boeken, Basiswoordenlijst Amsterdamse Kleuters (BAK)