Grammaire D, H (ch. 1 t/m 3)(H2)

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Passé composé:
Ma soeur ... ..... (travailler)

Passé composé:
Nous ... ..... (manger)

Passé composé:
Tu... ..... (être)

Passé composé:
J' ... ..... (visiter)

Passé composé:
Vous ... ..... (avoir)

Passé composé:
Tes parents ... ..... (aimer)

Passé composé:
On ... ..... (faire)

Het bezittelijk voornaamwoord:
... chiens (onze)

Het bezittelijk voornaamwoord:
... cousine (mijn)

Het bezittelijk voornaamwoord:
... soeur (zijn)

Het bezittelijk voornaamwoord:
... frère (haar)

Het bezittelijk voornaamwoord:
... devoirs (hun)

Het bezittelijk voornaamwoord:
... piscines (uw)

Het bijvoeglijk naamwoord:
Trois ... lapins (klein)

Het bijvoeglijk naamwoord:
Tes ... chambres (groot)

Het bijvoeglijk naamwoord:
Elle a les yeux ... (groen)

Het bijvoeglijk naamwoord:
Une fille ... (blij)

Het bijvoeglijk naamwoord:
Notre ... maison (oud)

Het bijvoeglijk naamwoord:
Sa matière ... (lievelings)

Het bijvoeglijk naamwoord:
Vos ... hamsters (nieuw)

Présent:
Vous ne ... jamais à la console? (jouer)

Présent:
Isa et ses amis ... (discuter)

Présent:
Nous ... beaucoup ensemble (rigoler)

Het aanwijzend voornaamwoord:
... short est noir (ce, cet, cette, ces)