4.3 Van Burgeroorlog tot vijfjarenplannen

4.3 Van Burgeroorlog tot Vijfjarenplannen
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

4.3 Van Burgeroorlog tot Vijfjarenplannen

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan wij doen?
Herhaling
Instructie 4.3
Lezen en maken
Afsluiting

Slide 2 - Diapositive

Wat is een oorzaak voor de Februarirevolutie?
A
De ongelijke/oneerlijke leefomstandigheden voor de 3e stand
B
De standenmaatschappij
C
Het leven in de steden
D
Het leven in de mir

Slide 3 - Quiz

Wie grepen de macht tijdens de Russische Revolutie?
A
De liberalen
B
De communisten
C
De sociaal-democraten
D
De nationalisten

Slide 4 - Quiz

Hoe werd communistisch Rusland genoemd?
A
Wit-Rusland
B
USSR
C
Sovjet-Unie
D
CCCP

Slide 5 - Quiz

Wie was in Rusland de leider van de communisten tijdens de Russische Revolutie?
A
Chroesjtsjov
B
Gorbatsjov
C
Lenin
D
Stalin

Slide 6 - Quiz

WO I is de directe oorzaak van de Russische revolutie?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

Herhaling: Wat is het verschil tussen de februarirevolutie (F) en de oktoberrevolutie (O)?
A
F: Staatsgreep O: Opstand
B
F: Muiterij O: Opstand
C
F: Opstand O: Staatsgreep
D
F: Opstand O: Muiterij

Slide 8 - Quiz

Leerdoelen

Je kan uitleggen hoe de Russische burgeroorlog verliep en wie er won.


Je kan uitleggen wat het oorlogscommunisme inhield.


Je kan uitleggen wat de Nieuwe Economische Politiek (NEP) inhield.


Je kan uitleggen wat de collectivisatie inhield en wat Vijfjarenplannen waren.

 

Slide 9 - Diapositive


Visie Marxisme:
De communistische revolutie wordt door de arbeidersklasse geleid.
Visie Leninisme:
De communistische revolutie wordt door de partij geleid.
Visie Stalinisme:
Communisme met één man als leider (Stalin zelf).

Slide 10 - Diapositive

In maart 1919 werd Stalin als één van de vijf leden van het bestuur van de Communistische Partij gekozen. In april 1922 werd hij secretaris-generaal van de partij.
Als secretaris-generaal had hij de bevoegdheid mensen binnen de Partij posities te geven of te ontnemen...

Slide 11 - Diapositive

Rood tegen Wit
Deelname aan de Eerste Wereldoorlog wordt stopgezet door Lenin: Vrede van Brest-Litovsk.
  • Oekraine
  • Russisch Polen
  • Baltische Staten (Es, Let, Lit)
  • Finland
De Witten (Mensjewieken / minderheid):
- Officieren trouw aan de tsaar
- Zonen van adel / bourgeouisie
- Boerengroeperingen
- Nationalisten, gesteund door Westen
  




Slide 12 - Diapositive

Rood tegen Wit
De Roden (Bolsjewieken / meerderheid of socialisten)
  • Arbeiders
  • Arme boeren
(o.l.v. Vladimir Lenin, Leon Trotski)

Grootschalige plunderingen Bojaren en rijken door aanhangers van Lenin (Lenin's plunderaars)

Het Rode Leger (onder dwang gevormd door Trotski)
1918: 430.000 man
1920: 5.300.000 man
(o.a. ook doordat veel arme boeren bang zijn voor een terugkeer van de tsaar) 

1922: Bolsjewisten / socialisten winnen de burgeroorlog



Slide 13 - Diapositive

Oorlogscommunisme
Poging van de communistische regering:
  • Boeren moeten gratis graan en vlees leveren
  • Fabrieken moeten staatseigendom worden
  • Arbeiders moeten inzetbare 'arbeidslegers' worden

Deze poging mislukt:
  • Veel van de landbouwgronden zijn al overgenomen door arme boeren (ook Roden)
  • Het verzet is groot (ophalers graan en vlees worden vermoord)

Gevolg:                      Tienduizenden onwillige boeren vermoord / naar strafkampen
                                     Het instorten van de (voedsel)productie, uitbreken van hongersnoden

Slide 14 - Diapositive

Oorlogscommunisme
Naast de boeren komen ook de arbeiders massaal in opstand (stakingen)

Maart 1921: De mariniers van Kronstadt (eerder hielpen zij het Rode Leger en de Oktoberrevolutie) staken ook, eisen vrije handel en verkiezingen.

Ook deze opstand slaat Trotski neer. Duizenden voormalige bondgenoten in de strijd worden geexecuteerd of naar Siberië gestuurd.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Nieuwe Economische Politiek
Poging van de communistische regering #2:
  • Boeren mogen weer grond bezitten (eerder alles staatsbezit gemaakt).
  • Boeren mogen weer producten vrij verkopen, mits er belasting wordt afgedragen.
  • Winkels, werkplaatsen en kleine fabrieken weer privébezit.
  • Mijnbouw en zware fabrieken (industrie) blijven wel in handen van de staat.

Veel harde bolsjewieken (Trotski) vinden de NEP van Lenin  teveel lijken op het kapitalisme, en geven de voorkeur aan het oorlogscommunisme. Trotski wil ook een wereldrevolutie.

Josef Stalin steunt de NEP van Lenin en heeft meer macht dan Trotski.  Stalin wil de revolutie laten beginnen in één land. Trotski wordt verbannen in 1929.

Slide 17 - Diapositive




  • Lenin sterft in 1924 zonder een duidelijke opvolger aan te kunnen stellen.

  • Het lichaam van Lenin is sindsdien opgebaard en te bekijken op het Rode Plein in Moskou

Slide 18 - Diapositive

Meningsverschillen
  • Trotski heel populair in het leger, Stalin populair binnen de partij
  • Trotski tegen de NEP, Stalin voor de NEP
  • Trotski voor een wereldrevolutie, Stalin tevreden met alleen SU

Slide 19 - Diapositive

Stalin wist dat Lenin de voorkeur gaf aan anderen om het land te leiden. 
Deze tegenstanders werden in een machtsstrijd, letterlijk, uit de weg geruimd.


Stalin zal het economisch achtergebleven land snel industrialiseren
en de Sovjet-Unie laten uitgroeien tot een wereldmacht.

Maar dit had een erg hoge prijs..
Het land werd een totalitaire staat met Stalin als dictator

Slide 20 - Diapositive

Waarom collectivisatie?

  • Voedsel veel efficiënter produceren in grote gemechaniseerde bedrijven.

  • Kleine boeren zonder eigen land zouden moeten kunnen profiteren hiervan > gelijkelijk deel uitmaken van het geheel.
  • Welvarende boeren de dupe > bedrijf opgeven.

Slide 21 - Diapositive

Collectivisatie
  • Afschaffing van de NEP >de landbouw moest veranderen om alle monden te voeden > mechanisatie.
  • Tientallen kleine zelfstandige boerderijen werden samengevoegd (collectivisatie) tot één groot boerenbedrijf, een kolchoz.
  • De boerengezinnen werkten en woonden daar met elkaar. 
  • De grond, het vee, de gereedschappen, de oogst: alles was van iedereen. 
  • Later kwamen er ook sovchozen.


Slide 22 - Diapositive




  • letterlijk vertaald: collectieve huishouding
  • collectieve boerderij
  • boerderijen waren eigendom van groepen samenwerkende boeren en van de staat
  • boeren mochten een stukje privé-land houden, een paar dieren en hun eigen huis bezitten



  • letterlijk vertaald: sovjet huishouding
  • collectieve staatsboerderij
  • staatslandbouwbedrijf (soort: 'boerderijfabriek')
  • alles is eigendom van de staat
  • boeren zijn arbeiders die werken voor een vast loon
Kolchozen
Sovchozen

Slide 23 - Diapositive

De Holodomor was een hongersnood op het grondgebied van de Oekraïense Socialistische Sovjetrepubliek in de jaren 1932-1933. Het aantal doden lag tussen de 2,5 en de 7,5 miljoen.

De Oekraïense boeren verborgen hun graan en slachtten hun vee liever dan dat ze het leverden aan de staatsboerderijen. De verplichte graanleveranties werden als straf verhoogd, hoewel de oogst in 1932 mislukte. Miljoenen boeren, door de communisten aangeduid als koelakken, werden gedeporteerd naar Siberië.

De Holodomor wordt in sommige landen gezien als een genocide.

Slide 24 - Diapositive

Collectivisatie in de industrie
  • Planeconomie / Vijfjarenplannen: voor de industrie wordt bepaald wat er geproduceerd moet worden (termijnen van 5 jaar).

  • Economisch gezien werkte dit rampzalig,
    er waren altijd tekorten.

  • De Sovjet-Unie kan hierdoor sneller industrialiseren dan kapitalistische landen met vrije markt-economie.

Slide 25 - Diapositive

Collectivisatie
  • Boeren en arbeiders die zich tegen de collectivisatie verzette (boeren: 'koelakken') werden vermoord of gedeporteerd naar Siberië.

  • Fabrieksmanagers kregen de schuld (niet Stalin), werden opgepakt door geheime politie.


Slide 26 - Diapositive

Collectivisatie (samengevat)
  • De collectivisatie moest zorgen voor een hogere opbrengst, maar dat viel vaak tegen en er ontstonden hongersnoden. Overigens meestal door eigen schuld: boeren slachtten hun vee uit protest tegen de collectivisatie. 

  • Boeren die zich op deze manier verzetten tegen de collectivisatie, werden gezien als vijanden van het communisme. Miljoenen boeren zijn om die reden vermoord.

Slide 27 - Diapositive

Lenin voerde het 'Oorlogscommunisme' in. Wat houdt dit in?
A
Boeren moesten verplicht het leger in
B
Lenin wordt hierdoor alleenheerser in de SU
C
Alles werd eigendom van de staat
D
De Witten werden vervolgd door de Roden

Slide 28 - Quiz

Vanaf 1921 wordt de Nieuwe Economische Politiek ingevoerd. Wat is een kenmerk hiervan?
A
Kleine bedrijven mogen zelfstandig blijven
B
Industrie en handel zijn in handen van de staat
C
Er werd een lager belasting geheven
D
Een deel van de oogst mag weer worden verkocht

Slide 29 - Quiz

Wat hoort bij wie?
Oorlogscommunisme
Vijfjarenplan
Planeconomie
Nieuwe Economische Politiek
Collectivisatie
Communistische revolutie door de partij
Communistische revolutie door één leider

Slide 30 - Question de remorquage

'Een kolchoz is een collectieve staatsboerderij'
A
Waar
B
Niet waar

Slide 31 - Quiz

Kies de juist volgorde
A
Lenin, Stalin, Nicolaas II
B
Nicolaas II, Lenin, Stalin
C
Stalin, Lenin, Nicolaas II
D
Nicolaas II, Stalin, Lenin

Slide 32 - Quiz

NEP werden ingevoerd vanwege:
A
Succes Oorlogscommunisme
B
Wegvallen Rusland WO-1
C
Onvrede bevolking
D
Economische achterstand Rusland

Slide 33 - Quiz

Toen Stalin in de Sovjet-Unie aan de macht kwam, wilde hij van zijn land een moderne industriële staat maken.
Welke maatregelen nam Stalin om van de Sovjet-Unie een moderne industriële staat te maken?
A
collectivisatie van de landbouw en invoering van een vijfjarenplan
B
invoering van een vijfjarenplan en opbouw van een verzorgingsstaat
C
opbouw van een verzorgingsstaat en werkverschaffingsprojecten
D
werkverschaffingsprojecten en collectivisatie van de landbouw

Slide 34 - Quiz

Aan de slag! 
Lezen van 4.3
Maak de volgende opdrachten: 5 t/m 8! 

Slide 35 - Diapositive