4.7 economisch beleid TL

Hoofdstuk 4: Inkomen
4.7  Economisch beleid
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo lwoo, tLeerjaar 4

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 4: Inkomen
4.7  Economisch beleid

Slide 1 - Diapositive

Opdracht 12: Sleep de begrippen in de juiste plek van de tekst.
- Een algemene prijsstijging van goederen en diensten.
- De hoeveelheid goederen en diensten
die je met je inkomen kunt kopen.
- Het inkomen dat je in euro's verdient.
- De lonen stijgen net zo veel als de prijzen.
- Je inkomen waarbij je rekening houdt met de inflatie.
- Een algemene prijsdaling van goederen en diensten.
- De Nederlandse overheid probeert
de inflatie rond de 2% te houden.
.............................
.............................
.............................
.............................
.............................
.............................
.............................
inflatie
prijsstabiliteit
Nominaal inkomen
koopkracht
Reëel inkomen
prijscompensatie
deflatie

Slide 2 - Question de remorquage

Slide 3 - Diapositive

Planeconomie
  • GEEN marktwerking
  • Voorbeeld: Noord-Korea (vroeger Cuba en China)

Hier bepaalt de overheid bij elk bedrijf 
wat het produceert, hoeveel en tegen 
welke prijs.
(schuingedrukte opschrijven)

Slide 4 - Diapositive

Vrije markt Economie
             Vraag en aanbod bepalen volledig de prijs van goederen.                     De overheid grijpt NIET in met regels of wetgeving. 

Er is geen land dat helemaal een vrije markt economie heeft.
 Een overheid neemt maatregelen, vuurwerkverbod & corona maatregelen. 

Slide 5 - Diapositive

Zal NL een planeconomie of een markteconomie zijn?

Slide 6 - Question ouverte

En Nederland dan?
Veel landen zitten tussen een planeconomie en een vrije markteconomie in: 
Gemengde economie = 
Georiënteerde markteconomie

Slide 7 - Diapositive

Georiënteerde markteconomie

Nederland heeft een Georiënteerde markteconomie
- bepalen de producenten en consumenten de productie, consumptie en prijzen, maar wel binnen grenzen die de overheid heeft gesteld

Slide 8 - Diapositive

Noem eens een voorbeeld hoe de overheid in NL in grijpt op de markt?

Slide 9 - Question ouverte

Voorbeelden Overheidsingrijpen Nederland 
  • minimum-maximumprijzen vaststellen
  • inkomens herverdelen middels belastingtarieven
  • minimumloon vaststellen
  • subsidies en toeslagen ( huur, zorg) te geven
  • systeem van sociale zekerheid
  • eisen stellen aan de productie op gebied van gezondheid/milieu
  • overheid zelf gaan produceren

Slide 10 - Diapositive

Nederland opschuiven naar planeconomie


  • regulering ( meer regels)
  • nationalisatie particuliere bedrijven
Nederland opschuiven naar vrijemarkteconomie


  • deregulering ( minder regels)
  • privatisering overheidsbedrijven

Slide 11 - Diapositive

Maar wat is eigenlijk economische groei?

Slide 12 - Question ouverte

Slide 13 - Diapositive

Voordeel economische groei
  1. reële inkomens stijgen
  2. de mensen verdienen meer en betalen meer belasting (waarom meer belasting?)

Slide 14 - Diapositive

Economische groei wordt gestimuleerd door:
  1. beter onderwijs
  2. subsidies voor innovaties (product en proces)
  3. een lagere rente (kom ik op terug)
  4. goede concurrentiepositie

Slide 15 - Diapositive

Investeringen in nieuwe producten en productiemethoden
  • een sterkere concurrentiepositie
  • meer vraag uit buitenland


Slide 16 - Diapositive

Wordt er bij een lage rente MEER of MINDER geleend?
A
Meer
B
Minder

Slide 17 - Quiz

Gevolgen lage rente
  • gaan consumenten meer lenen en meer consumeren.
  • gaan bedrijven meer lenen en investeren.
 

Slide 18 - Diapositive

Georienteerde markteconomie
Planeconomie
Vrijemarkteconomie
Economie waarin vraag en aanbod de prijzen bepalen, maar de overheid grijpt in bij een aantal basisbehoeften om deze betaalbaar te houden.
De overheid bepaalt wat er geproduceerd wordt, hoeveel, door wie en tegen welke prijs.
Economie waarin vraag en aabod de prijzen bepalen.

Slide 19 - Question de remorquage

Op de spaarrekening krijgen de spaarders tegenwoordig een lage rente. De rente is meestal lager dan de inflatie.
Het spaargeld wordt hierdoor minder waard.
Waarom zetten spaarders toch hun spaargeld op een spaarrekening?
A
Het spaargeld is veilig.
B
Het spaargeld op de spaarrekening levert nog iets op.

Slide 20 - Quiz

Hoe beïnvloedt rente de inflatie? Welke redenatie is de juiste?
A
Hoge rente, meer lenen, meer consumeren, hogere prijzen
B
Lage rente, meer lenen, minder consumeren, lagere prijzen.
C
Lage rente, meer lenen, meer consumeren, hogere prijzen
D
Hoge rente, minder lenen, meer uitgeven, hogere prijzen

Slide 21 - Quiz