Erfelijkheid en evolutie

Erfelijkheid en evolutie
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 3

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Erfelijkheid en evolutie

Slide 1 - Diapositive

Allelen
Dominant
Recessief
Intermediar
Monohybride
Gen

Stukje DNA dat codeert voor een erfelijke eigenschap

Van toepassing op een allel dat in een heterozygoot individu in het fenotype tot uitdrukking komt (en dat het recessie allel onderdrukt)
Tussenvorm, waarin beide of meerdere allelen van een bepaald gen in een fenotype tot uitdrukking komen.

Van toepassing op een allel dat in een heterozygoot individu in het fenotype niet tot uitdrukking komt doordat het door het dominante allel onderdrukt wordt.

Bepaalde variant van een gen
 
Kruising waarbij gelet wordt op de overerving van een enkel gen. 

Slide 2 - Question de remorquage

F2
Kruisingsschema F2
Twee heterozygote individuen worden gekruist waardoor de F2 ontstaat. Vul het kruisingsschema in voor de F2.
G
g
g
GG
gg
Gg
Gg
G

Slide 3 - Question de remorquage

Wat is de kruising tussen Monique en Kees?
A
AA x Aa
B
Aa x Aa
C
AA x aa
D
AA x AA

Slide 4 - Quiz

Uit de resultaten van één bepaalde
kruising is met zekerheid af te leiden,
dat het gen voor korte haren
dominant is. Welke kruising is dit?
A
kruising 1 x 2
B
kruising 3 x 4
C
kruising 5 x 6

Slide 5 - Quiz

Een haan met gevederde poten wordt gekruist met een kip met kale poten. De haan is heterozygoot voor de eigenschap gevederde poten. Hoe groot is de kans dan een kuiken uit deze kruising (F1) gevederde poten heeft?

Welk allel is dominant?
Is de kip homozygoot of heterozygoot?
Teken daarna het kruisingsschema op kladpapier.
Gevederde poten
Kale poten
homozygoot
heterozygoot

Slide 6 - Question de remorquage

Er zijn konijnen met lange oren en korte oren. Er vindt een kruising plaats.  
De F1 nakomelingen bestaan voor 50% uit heterozygoten
Drie konijnen hebben lange oren en één konijn heeft korte oren. 
Wat waren de genotypen van de ouders? 
Aa x Aa
Aa x aa
aa x aa
AA x aa
AA x Aa

Slide 7 - Question de remorquage

Met de informatie uit de afbeelding hieronder kan nu het genotype van de F2 generatie worden bepaald. Vul het kruisingsschema in.
 
Moeder
Vader
H
H
h
h
Hh
Hh
HH
hh

Slide 8 - Question de remorquage

Bij bananen vliegen is het allel voor normale vleugels (B) dominant over het allel voor vleugelstompjes (b). Een vrouwtje dat heterozygoot is voor de vleugelvorm wordt gekruist met een mannetje met vleugelstompjes. Maak het kruisingsschema.
B
b
b
b
Bb
Bb
bb
bb

Slide 9 - Question de remorquage

Bij een veredelingsprogramma van planten probeert men planten te krijgen met steeds precies dezelfde nakomelingen.

Plantenveredelaars proberen zoveel mogelijk goede ________________ in één plantenras te verenigen.
Om dit voor elkaar te krijgen, worden _________________ tussen planten gemaakt.
Als je twee planten kruist die allebei een bepaalde goede eigenschap hebben, kan het voorkomen dat je nakomelingen krijgt die de goede eigenschap niet hebben.
Immers, twee planten met genotype _______ kunnen als resultaat een plant met _______ opleveren.

Als je twee planten met genotype _______ neemt, bestaat dat risico niet.
De plant is dan raszuiver of ___________________.




AA
aa
Aa
eigenschappen
kruisingen
homozygoot

Slide 10 - Question de remorquage

Kruisingen zoals in de vorige opdracht noemen we ook wel "monohybride kruisingen". Wat zal de betekenis zijn van een monohybride-kruising?
A
Een kruising waarbij je alleen kijkt naar de eerste generatie nakomelingen.
B
Een kruising waarbij beide ouders heterozygoot zijn.
C
Een kruising waarbij je alleen maar naar één erfelijke eigenschap kijkt.
D
Een kruising waarbij er altijd verschillende fenotypen bij de nakomelingen voorkomen

Slide 11 - Quiz