Sprachmittel haben sein + uitlegfilpjes haben sein + Personalpronomen

Woche 43: Planung
  1. Übungen Sprachmittel: 
       →Bestudeer eerst goed bladzijde 50 en 62. 
  1. Video haben + Übungen
  2. Video sein + Übungen
  3. Personalpronomen (persoonlijk vnw.) + Übungen
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Woche 43: Planung
  1. Übungen Sprachmittel: 
       →Bestudeer eerst goed bladzijde 50 en 62. 
  1. Video haben + Übungen
  2. Video sein + Übungen
  3. Personalpronomen (persoonlijk vnw.) + Übungen

Slide 1 - Diapositive

Maak een zin in het Duits met de volgende woorden.
mijn oom - groot - en vriendelijk

Slide 2 - Question ouverte

Maak een zin in het Duits met de volgende woorden.
dat is - halfbroer - zevenentwintig jaar (vorige Lernliste)

Slide 3 - Question ouverte

Slide 4 - Vidéo

Vul de juiste vorm in van het werkwoord sein.

Wann .... Sie wieder zu Hause?

Slide 5 - Question ouverte

Vul de juiste vorm in van het werkwoord haben.

Warum .... ihr das nicht so gern?

Slide 6 - Question ouverte

Vul de juiste vorm in van het werkwoord haben.

Was .... du gestern gemacjht?

Slide 7 - Question ouverte

Vul de juiste vorm in van het werkwoord haben.

.... dein Freund blaue Augen?

Slide 8 - Question ouverte

Slide 9 - Vidéo

Vul de juiste vorm in van het werkwoord sein.

.... wir eigentlich beste Freundinnen?

Slide 10 - Question ouverte

Vul de juiste vorm in van het werkwoord sein.

Was ...... dein Familienname?

Slide 11 - Question ouverte

Personalpronomen
Persoonlijke voornaamwoorden:
ik, jij, hij, zij, het, men
wij, jullie zij
u

Slide 12 - Diapositive

Vervang het zelfstandig nw. door een persoonlijk vnw in het Duits (bijvoorbeeld ich, du, sie, es, wir enzovoort).

Wie heißt das Dorf? .... heißt Aldeboarn.

Slide 13 - Question ouverte

Vervang het zelfstandig nw. door een persoonlijk vnw in het Duits (bijvoorbeeld ich, du, sie, es, wir enzovoort).

Was macht der Sohn? ..... besucht die Großeltern.

Slide 14 - Question ouverte

Vervang het zelfstandig nw. door een persoonlijk vnw in het Duits (bijvoorbeeld ich, du, sie, es, wir enzovoort).

Was machen die Eltern? .... gehen nach Hause.

Slide 15 - Question ouverte

Vervang het zelfstandig nw. door een persoonlijk vnw in het Duits (bijvoorbeeld ich, du, sie, es, wir enzovoort).

Das ist die Mutter von Katja? .... heißt Silke.

Slide 16 - Question ouverte