Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 15 min
Éléments de cette leçon
Taalvoutjes
Werkwoordspelling verleden tijd
Slide 1 - Diapositive
Leerdoelen:
- Je kunt verkeerd gespelde werkwoorden uit een zin halen.
- Je kunt verkeerd gespelde werkwoorden verbeteren.
Slide 2 - Diapositive
Welke regels gelden er voor de spelling van de verleden tijd?
Slide 3 - Question ouverte
Regels sterke werkwoorden:
De verleden tijd van sterke werkwoorden schrijf je zoals je ze hoort:
ik at, jij dronk, hij vloog, zij reed
wij aten, jullie dronken, zij vlogen
Slide 4 - Diapositive
Regels zwakke werkwoorden:
De verleden tijd van sterke werkwoorden schrijf je door -te(n) of -de(n) achter de ik-vorm te zetten. Als je niet goed weet of je een -t of een -d moet schrijven, gebruik dan 't eX-KoFSCHiP:
ik plakte, jij brandde, hij fietste, zij verveelde
wij plakten, jullie brandden, zij verveelden
Slide 5 - Diapositive
Hoe moet het werkwoord gespeld worden in de volgende zin?: "De jongen leeste een boek."
A
leeste
B
leesde
C
las
D
laste
Slide 6 - Quiz
Hoe moet het werkwoord gespeld worden in de volgende zin?: "Het meisje verbrandte haar vinger."
A
verbrandte
B
verbrandde
C
verbrante
D
verbrande
Slide 7 - Quiz
Hoe spel je het werkwoord tussen haakjes in de verleden tijd?: "De vogel (vliegen) ... uit zijn kooi."
Slide 8 - Question ouverte
Hoe spel je het werkwoord tussen haakjes in de verleden tijd?: "De leerlingen (beantwoorden) ... de vraag."