V1A - chapitre 3 herhalingsles

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

PROGRAMME

• Absentie
• Phrases-clés
• Herhalen & oefenen alle grammaire
• Diagnostische toets!

Répondez aux questions en français.
Tu habites à la campagne?

Répondez aux questions en français.
Où est ta chambre?

Répondez aux questions en français.
Quelle est ta couleur préférée?

Répondez aux questions en français.
C'est quand ton anniversaire?

Répondez aux questions en français.
Tu as un frère?

Het bezittelijk voornaamwoord

Bron H op bladzijde 50 van je tekstboek

Hoe zeg je ''mijn'' in het Frans?

Wanneer gebruik je ''mon''?

1. Als het bezit mannelijk is OF begint met een klinker (vrouwelijk enkelvoud)
2. Als het bezit vrouwelijk is
3. Als het bezit meervoudig is
4. Je gebruikt altijd ''mon''

Wanneer gebruik je ''ma''?

1. Als het bezit mannelijk is OF begint met een klinker (vrouwelijk enkelvoud)
2. Als het bezit vrouwelijk is
3. Als het bezit meervoudig is
4. Je gebruikt altijd ''ma''

Wanneer gebruik je ''mes''?

1. Als het bezit mannelijk is OF begint met een klinker (vrouwelijk enkelvoud)
2. Als het bezit vrouwelijk is
3. Als het bezit meervoudig is
4. Je gebruikt altijd ''ma''

Hoe zeg je ''jouw'' in het Frans?

Het bezittelijk voornaamwoord

mon

ma

mes

cadeau

parents

couleur préférée

mère

voiture

appartement

chien

amis

votre

vos

grand-parents

maison

jardin

chambre

cousins

frères

cuisine

salon

Het bezittelijk voornaamwoord

De getallen t/m 69

Bron F op bladzijde 47 van je tekstboek

Traduisez les chiffres en néerlandais.
cinquante-huit
trente et un
quarante-sept
vingt-trois
soixante-neuf

Traduisez les chiffres en néerlandais.
vingt-cinq
soixante-deux
cinquante-six
dix-sept

Het werkwoord avoir

Bron C op bladzijde 44 van je tekstboek

J'

Tu

Il / Elle

Nous

Vous

Ils / Elles

Ai

A

Ont

Avez

As

Avons

Kun je het ook met zinnen?

Kies de juiste vervoeging: welke past in de zin?

Non, j'.... un frère

1. ai
2. a
3. as
4. ont

Nous ..... une voiture et un vélo

1. a
2. ont
3. avez
4. avons

Ils / Elles .... une grand-mère super!

1. avons
2. a
3. ont
4. avez

Vous ..... une grande chambre?

1. ai
2. avez
3. avons
4. as

Tu .... une sœur?

1. ont
2. a
3. as
4. avons

Il .... quinze ans

1. as
2. a
3. ai
4. avez

Tu ... quel âge?

1. as
2. es
3. avez
4. ont

La ville .... beaucoup de magasins

1. avons
2. a
3. est
4. ont

Jaques et Françoise .... trois pommes

1. ai
2. a
3. avons
4. ont

Le chat ... mal à la patte

1. ai
2. as
3. a
4. avons

Het rijtje van "avoir"

Ik ken het rijtje van avoir.

1. Oui
2. Non
3. Un petit peu

Ik ken de getallen t/m 69.

1. Oui
2. Non
3. Un petit peu

Ik snap het bezittelijk voornaamwoord.

1. Oui
2. Non
3. Un petit peu

AU TRAVAIL/AAN HET WERK

Afmaken:

Oefentoets blz. 131-134

Klaar?

Maak een foto van je oefentoets en stuur dit naar mij via MS Teams!

Ga naar quizlet en oefen met de vocabulaire.