Zorg dat de vragen goed leest en de afbeeldingen goed bekijkt!
Succes!
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2
Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Oefen-PW H7
Deze toets bestaat uit 15 vragen.
Voor de toets heb je 45 minuten de tijd.
Zorg dat de vragen goed leest en de afbeeldingen goed bekijkt!
Succes!
Slide 1 - Diapositive
En...
Noteer berekeningen als daarom gevraagd wordt!
Noteer uitleg als daarom gevraagd wordt!
Slide 2 - Diapositive
Open of gesloten economie?
1). Kies in onderstaande tekst telkens de juiste woorden.
Nederland heeft een ...1... (gesloten/open) economie, want ons land heeft naar verhouding ...2... (veel/weinig) import en export.
...1...
...2...
gesloten
open
veel
weinig
Slide 3 - Question de remorquage
2). Wat zijn invoerrechten? Kies het juiste antwoord.
A
Als je producten invoert is dat de belasting die je betaald.
B
Subsidie die je ontvangt als je producten invoert.
C
Belasting die je ontvangt als producten invoert.
D
Het recht om van andere landen producten in te voeren.
Slide 4 - Quiz
Bedrijven zijn vaak blij met vrijhandel. Hierdoor kunnen ze zonder belemmeringen handelen met bedrijven in andere landen. Maar een autofabrikant uit Frankrijk vindt vrijhandel soms niet zo fijn. 3). Geef een verklaring waarom de Franse autofabrikant nadeel kan ondervinden van vrijhandel. Gebruik in je antwoord het begrip ‘concurrentie’.
Slide 5 - Question ouverte
Let op:
Bij de volgende vraag hoef je maar één begrip naar elk cijfer te slepen!!
Slide 6 - Diapositive
4). Kies in de volgende tekst telkens de juiste woorden:
''Met invoerrechten maakt de overheid de ...1... (import/export) van buitenlandse goederen ...2... (duurder/goedkoper). Hierdoor kopen consumenten ...3... (meer/minder) producten uit ons eigen land. Dat is ...4... (wel/niet) goed voor de werkgelegenheid in Nederland.''
...1...
...2...
...3...
...4...
import
export
duurder
goedkoper
meer
minder
wel
niet
Slide 7 - Question de remorquage
Slide 8 - Diapositive
5). Bekijk de afbeelding op de vorige dia. Is hier sprake van noodhulp of structurele hulp? Leg uit.
Slide 9 - Question ouverte
Slide 10 - Diapositive
Bekijk nogmaals de afbeelding.
6). Welk begrip past het beste bij deze foto? Kies het juiste antwoord.
A
Internationale handel
B
Vreemd geld
C
Europese Unie
D
Protectie
Slide 11 - Quiz
Hongarije is lid van de EU. Je moet echter wel je euro's inwisselen voor Hongaarse Forinten als je daar iets wilt betalen. 7). Welke uitspraak(en) is/zijn juist?
A
Hongarije behoort tot de eurozone.
B
Hongarije heeft een open economie.
C
In Hongarije is sprake van heel veel ontwikkelings
-samenwerking.
D
Voor Europa is de euro vreemd geld.
Slide 12 - Quiz
8). Zijn de volgende beweringen over de euro juist of onjuist?
1. Alle landen van de Europese Unie hebben de euro als munteenheid.
2. Door de euro kun je de prijs van Spaanse producten makkelijker vergelijken met producten uit Nederland.
3. De euro maakt de handel met andere landen van de eurozone duurder.
1.
2.
3.
Juist
Onjuist
Juist
Onjuist
Juist
Onjuist
Slide 13 - Question de remorquage
Het nationaal inkomen van Marokko is € 273,1 miljard. Het land heeft 34 miljoen inwoners.
9). Bereken het inkomen per hoofd van de bevolking. Rond het bedrag af op hele euro’s. Schrijf / type je berekeningen in LessonUp!
Slide 14 - Question ouverte
Iemand doet de volgende uitspraak: ''Als je als land veel ziekenhuizen, fabrieken en wegen hebt ben je geen ontwikkelingsland meer. 10). Beargumenteer of je het hier mee eens bent. Gebruik minimaal 30 woorden.
Slide 15 - Question ouverte
Een econoom wil de welvaart van twee landen met elkaar vergelijken.
11). Waarom kijkt hij dan bij die twee landen naar het inkomen per hoofd van de bevolking en niet naar het nationaal inkomen? Leg uit in minimaal 30 woorden.
Slide 16 - Question ouverte
Slide 17 - Diapositive
Bekijk de bron met een vicieuze cirkel.
In ontwikkelingslanden zijn veel mensen arm. Zij zitten in een vicieuze cirkel, waardoor het voor hen lastig is om aan die armoede te ontsnappen.
12). Koppel het juiste nummer aan de juiste uitspraak zodat de cirkel klopt.
2.
3.
4.
Laag inkomen
Doen ongeschoold werk
Geen geld voor onderwijs
Slide 18 - Question de remorquage
Denemarken heeft niet de euro, maar de Deense kroon als munteenheid.
- Björn woont in Denemarken. In zijn vakanties komt hij vaak naar Nederland om vrienden te bezoeken. - Meelfabrikant De Zeeuw koopt veel graan uit Denemarken. 13). Wie van hen heeft er nadeel van als de waarde van de Deense kroon stijgt ten opzichte van de euro? Leg je antwoord uit.
Slide 19 - Question ouverte
Een prijs is $ 198 (inclusief verzendkosten). Op dat moment is één euro gelijk aan $ 1,10. Een maand later heeft Bas genoeg geld en koopt hij de gitaar. De waarde van de euro is dan iets gestegen ten opzichte van de Amerikaanse dollar. Nu is € 1 = $ 1,12. 14). Wordt de gitaar voor Bas duurder of goedkoper? Leg uit.
Slide 20 - Question ouverte
In de supermarkt betaal je voor hagelslag met het Fairtrade keurmerk iets meer dan voor andere hagelslag van dezelfde kwaliteit.