Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
3.4 Wat levert meer productie op?
Slide 1 - Diapositive
Wat is arbeidsproductiviteit?
A
Computers nemen de productie over
B
hoeveelheid producten die een werknemer kan maken in bepaalde tijd
C
machines nemen het zware werk over van mensen
Slide 2 - Quiz
Bedrijven streven naar een hoge arbeidsproductiviteit. De arbeidsproductiviteit kan toenemen door:
A
scholing
B
prestatieloon
C
verbeteren van arbeidsomstandigheden
D
Alle antwoorden zijn goed,
Slide 3 - Quiz
Wat is arbeidsproductiviteit?
A
Productie - Afzet
B
Productie : Werknemers
C
Productie : Periode
Slide 4 - Quiz
Er is vraag naar arbeid op de arbeidsmarkt. Wie zijn de vragers op de arbeidsmarkt?
A
Bedrijven en Overheid
B
Werklozen
C
Werkende
D
Geen van alle
Slide 5 - Quiz
Er is vraag naar arbeid op de arbeidsmarkt. Wie zijn de vragers op de arbeidsmarkt?
A
Bedrijven
B
Werklozen
C
Werkende
D
Geen van alle
Slide 6 - Quiz
Wat helpt NIET om de arbeidsproductiviteit te verhogen?
A
Meer mensen aannemen
B
Technologische ontwikkelingen
C
Betere arbeidsomstandigheden
D
Scholing en specialisatie
Slide 7 - Quiz
Wat is geen manier om de arbeidsproductiviteit te verhogen?
A
meer personeel
B
geldbonus
C
gratis product
D
cursus volgen
Slide 8 - Quiz
Gebruik de tabel bij deze vraag. Bereken de arbeidsproductiviteit per arbeidsuur in januari. Geef de berekening en rond af op 2 decimalen.
Slide 9 - Question ouverte
Een scharenfabriek produceert 3.000 scharen per maand. Er zijn 25 werknemers in dienst. Bereken de arbeidsproductiviteit per jaar. (Vergeet de berekening niet op te schrijven)
Slide 10 - Question ouverte
Winkel A: Vier medewerkers. Elke medewerker werkt 6 uur per dag. Klanten geholpen: 600
Winkel B: Vijf medewerker. Elk 7 uur per dag. Klanten geholpen: 720