Grammatica havo 2

Persoonsvorm
Onderwerp

Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp

Maak een vraagzin
Wie of wat doet het?
Alle werkwooren in de zin, incl. pv
Wie of wat + ow + wwg 
Aan / voor wie + ow + wwg 
1 / 11
suivant
Slide 1: Question de remorquage
NederlandsMiddelbare school

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Persoonsvorm
Onderwerp

Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp

Maak een vraagzin
Wie of wat doet het?
Alle werkwooren in de zin, incl. pv
Wie of wat + ow + wwg 
Aan / voor wie + ow + wwg 

Slide 1 - Question de remorquage

Wat is een bijwoordelijke bepaling (bwb?)

Slide 2 - Question ouverte

Leerdoelen
*Aan het einde van de les weet ik wat een ng is en kan ik dit aanwijzen in zinnen.
* Aan het einde van de les weet ik welke verschillende werkwoorden er zijn en kan ik dit toepassen in de zinnen.

Slide 3 - Diapositive

2

Slide 4 - Vidéo

01:01
Hoe kun je het naamwoordelijk gezegde herkennen?
A
Het onderwerp is iets
B
Het onderwerp wordt iets
C
Het onderwerp bestaat niet
D
Het onderwerp wil iets

Slide 5 - Quiz

01:47
Uit welke twee onderdelen bestaat het naamwoordelijk gezegde?

Slide 6 - Question ouverte

Naamwoordelijk gezegde
Heb je een naamwoordelijk gezegde met één werkwoord? 
- Dan noem je dit het kww
Heb je een nwg met meerdere werkwoorden?
- Dan noemen we deze werkwoorden hww, het kww staat dan vaak achterin de zin. 

Slide 7 - Diapositive

Voorbeeld
Van dit mooie weer zijn we vanzelf vrolijk geworden.

kww = geworden
nwg = zijn [vrolijk] geworden
hww = zijn

Slide 8 - Diapositive

Werkwoordelijk gezegde
Staat altijd een zelfstandig werkwoord. Dit is het belangrijkste werkwoord van de zin. 
Het zelfstandig werkwoord staat meestal achterin de zin.
Staan er meerdere werkwoorden in de zin, dan is de pv altijd een hulpwerkwoord. 

Slide 9 - Diapositive

Voorbeeld
Ik heb de was opgehangen

Kww? - nee, dus wwg
heb = pv, dus is hww
opgehangen = zww

Slide 10 - Diapositive

Vandaag
* Afmaken blz. 59 (1 t/m 4)

Vandaag maken: blz. 60 (1 t/m 4 en 6)
Morgen maken: blz. 89 (1 t/m 4)

Slide 11 - Diapositive