2.3 Weefsels

• Biologie
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Nieuwe plattegrond !!

T2 Organen en cellen

2.3: Weefsels

2.3 Weefsels

Leerdoelen

• Je kunt de bouw en functie van wortels, stengels en bladeren beschrijven.
  
• Je kunt de orgaanstelsels van planten noemen met hun functie.

Leerdoelen 

• Je weet dat een organisme bestaat uit cellen. 
• Je kunt weefsels van mensen en planten noemen met hun functie. 

organisme

Een mens bestaat uit wel 30 biljoen cellen

orgaan

Een deel van een organisme met één of meerdere functies

weefsel

groep cellen met dezelfde vorm en functie

Cellen

• Alle organismen bestaan uit cellen. Cellen zijn de bouwstenen van een organisme. 
• Cellen zijn erg klein. Je kunt ze alleen zien onder een microscoop. 
• Cellen zijn doorzichtig. Om ze goed te kunnen zien onder een microscoop, worden ze gekleurd.

Cellen, hoe zien ze eruit?

De vorm van een cel heeft te maken met zijn functie

Verschillende weefsels

Elk orgaan bestaat uit meerdere weefsels

Tussencelstof

Zit tussen de cellen in. Kan vloeibaar, hard of zacht zijn. Dat hangt af van het soort weefsel.

• Tussencelstof van beenweefsel is erg hard/kalkachtige stof.
• Tussencelstof van kraakbeenweefsel is soepel.
• Tussencelstof van zenuwcellen in de hersenen is vloeibaar

Weefsels van mensen

Een orgaan bestaat uit 

verschillende soorten 

weefsels 

weefsels plant

Een plant heeft ook weefsels. Je ziet boven en onder "vierkantjes" dit noemen we de opperhuid. in de opperhuid zitten kleine openingen dit noemen we huidmondjes.

Via de huidmondje wordt koolstofdioxide opgenomen en zuurstof afgegeven.

Water wordt ook via de huidmondjes afgegeven daarom zitten ze alleen aan de onderkant want dan verdampt er minder water. Bij de kans op uitdroging of teveel verdampen van water sluiten de huidmondjes. 

Weefsels in planten

Ook een blaadje bestaat uit meerdere weefsels!

Jaarringen

Cambium: maakt nieuw hout.

• Cambium zit bij de schors.
• Waar zit dus het oudste en waar het nieuwste hout?
• Verschil houtcellen uit het voorjaar (licht) en uit de zomer (donker).

Met welk onderdeel van het blad regelt de plant de wisseling van gassen en de verdamping van water?

1. Opperhuid
2. De hele plant
3. De huidmondjes
4. Het blad

Wat staat op volgorde van groot naar klein?

1. weefsels, organen, organisme, cellen
2. organisme, organen, weefsels, cellen
3. organisme, cellen, weefsels, organen
4. cellen, weefsels, organen, organisme

Wanneer is de lichte jaarring gemaakt?

1. Zomer/lente
2. Herfst
3. Winter
4. Een heel jaar

Waar kun je de jongste jaarring in de stam van een boom vinden?

1. Aan de binnenkant.
2. Aan de buitenkant.

In een boom is één jaarring veel breder dan de andere jaarringen. Wat kan daarvan de oorzaak zijn?

1. Dat kan komen, doordat de boom in dat jaar te lijden had van een rupsenplaag.
2. Dat kan komen, doordat de winter van dat jaar erg koud was.
3. Dat kan komen, doordat de zomer dat jaar erg droog was.
4. Dat kan komen, doordat het voorjaar van dat jaar heel vochtig en warm was.

Evaluatie leerdoelen 

• Je weet dat een organisme bestaat uit cellen. 
• Je kunt weefsels van mensen en planten noemen met hun functie. 

Huiswerk

Opdracht 1 t/m 8