Dag 3

• NT2
• ISK

Dag 3

• lachen
• het liefje
• maar
• de mama
• de mens
• met
• misschien 

lachen (ww)

• vrolijk geluid
• als iets grappig/leuk is
  
  
• TT - ik lach - jij lacht - wij lachen
• VT - ik lachte - wij lachten
• VTD - ik heb gelachen
  
  
• zin: Zij lacht niet altijd om zijn grapjes. 

16

het liefje (znw)

• de persoon van wie je houdt.
• de persoon met wie je een relatie hebt.
• schatje 
  
  
• zin: Ik ga met mijn liefje naar de bioscoop.

17

maar (voegwoord)

• zin: Ik moet naar school, maar ik ben ziek.
• zin: Ik wil een iPhone kopen, maar ik heb geen geld
• zin: De zon schijnt, maar het is nog wel koud.

•  gewone volgorde 1 - 2 - 3 

18

mama (znw)

• de moeder
• mam
• de mama - de mama's
  
  
• zin: Mama, wil je me helpen?

19

de mens (znw)

• de persoon 
• de mens - de mensen
  
  
• zin: Zij is een lief mens.
• zin: Ik zie veel mensen in het centrum van de stad.

20

met (vz)

• samen met iets of iemand.
  
  
• zin: Ik wil graag een patatje met, alstublieft!
• zin: Ik ga met mijn vriend naar het zwembad. 

21

misschien

• zou kunnen
• niet zeker 
  
  
• zin: Zij gaat misschien verhuizen.
• zin: Ik weet misschien waar het boek ligt.

22

16

Waar lach jij om?

Leerlingen ... als de juf
Arabisch praat.

16

1. kennen
2. lachen
3. kenen
4. laggen

Mijn broer heeft een nieuw ...

17

1. lievje.
2. vriendinnetje.
3. liefje.
4. vriendinetje.

Ik ga samen met mijn ... romantisch uit eten en daarna naar de bioscoop.

17

1. buurman
2. vrienden
3. zus
4. liefje

Ik heb zin om naar de bioscoop te gaan, ... mijn vriend heeft geen zin.

18

1. want
2. maar
3. omdat
4. als

Maak een zin met het voegwoord 'maar'.

18

Mijn ... is de liefste moeder van de wereld.

19

1. papa
2. opa
3. oma
4. mama

Mijn zus en ik hebben dezelfde papa en ...

19

Maak een goede zin
met het woord '(de) mens'.

20

Een vis is een dier. Een leerling of docent is een ...

20

1. mens.
2. vrucht.
3. liefje.
4. aardig.

... wie ga jij naar de bioscoop?

21

1. Uit
2. Bij
3. Met
4. Van

Vandaag ga ik ... mijn moeder naar de stad.

21

Wat is goed?

22

1. misgien
2. miesschien
3. misschin
4. misschien

... ga ik vanavond op de bank een filmpje kijken?

22

1. Evenveel
2. Nieuwsgierig
3. Misschien
4. Wel