T3B6

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Thema 3 - Erfelijkheid en evolutie

B6: Evolutie

Leerdoelen

• Je kunt omschrijven wanneer organismen tot één soort behoren. 
• Je kunt beschrijven wat de evolutietheorie inhoudt en hoe geslachtelijke voortplanting, mutatie en natuurlijke selectie bijdragen aan het ontstaan van nieuwe soorten. 

Soorten en Rassen

Soort = een organisme kan vruchtbare nakomelingen krijgen met een organisme van dezelfde soort. 

Ras = een groep organismen binnen één soort die door bepaalde erfelijke eigenschappen verschilt van de rest van de soort. 

• zijn kunstmatig ontstaan, bijv door fokken of kweken.

Evolutie

Evolutie = de ontwikkeling van het leven op aarde waarbij soorten ontstaan, veranderen en/of verdwijnen.

• variatie in genotypen 
• natuurlijke selectie 
• ontstaan van nieuwe soorten

Variatie in genotypen

Populatie= een groep individuen van dezelfde soort die onderling kunnen voortplanten.

• verschillen ontstaan door geslachtelijke voortplanting en mutaties. 
• verschillen in fenotypen.

Natuurlijke selectie

Natuurlijke selectie = organismen met een fenotype dat goed is aangepast aan het milieu, hebben een grotere overlevingskans. 

Natuurlijke selectie wordt bepaalt door:

• Het genotype
• Het milieu
  

Het ontstaan van nieuwe soorten

Als verschillende vormen van een soort lang niet met elkaar voortplanten, kunnen na lange tijd twee soorten ontstaan.

Isolatie = een populatie wordt gescheiden in twee groepen , waardoor ze niet meer kunnen voortplanten met elkaar -> er ontstaat een nieuwe soort. 

Opdrachten

Maken 3.6 opdracht 1 t/m 7 (blz. 201)