Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Winkelpresentatie
Slide 1 - Diapositive
Programma
- Doel
- Samen vragen beantwoorden
- Opdrachten maken
- Terugkoppeling doel
Slide 2 - Diapositive
Doel
Aan het einde van de les weet iedereen van zichzelf of hij/zij de stof beheerst.
Slide 3 - Diapositive
Wat is volgens jou commercieel presenteren?
Slide 4 - Question ouverte
Geef een voorbeeld van commercieel presenteren
Slide 5 - Carte mentale
Wat is attentiewaarde?
A
Dat de promotiemateriaal een dure uitstraling heeft
B
De mate waarin promotiemateriaal de aandacht trekt van de klanten
C
Dat er met spoed naar de voorraad gekeken moet worden
D
Dat de prijzen van de artikelen worden verlaagd
Slide 6 - Quiz
Wat is het doel van presentatie en promotie?
A
Veel omzet maken
B
Bekend worden onder de klanten
C
Winst maken
D
Het heeft geen doel
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Diapositive
De afbeelding van de vorige dia geeft weer:
A
Winkelinterieur
B
Winkelexterieur
C
Geen van beide
D
Beide
Slide 9 - Quiz
Het winkelexterieur bestaat uit:
Slide 10 - Question ouverte
Winkelexterieur
is de buitenkant van de winkel.
Het moet overeenkomen met de binnenkant van je winkel.
wat je aan de buitenkant laat zien, moet aan de binnenkant terugkomen
Slide 11 - Diapositive
Winkelinterieur
Is de binnenkant van de winkel
Er zijn 2 verschillende soorten:
- Toonbankwinkel
- Circulatiewinkel
Slide 12 - Diapositive
Winkels
De toonbankwinkel gebruik je bij het bedeniengssysteem. Je helpt de klanten vanachter de toonbank.
Bij een circulatiewinkel heb je te maken met zelfbedenieng of keuze. De klant kan vrij door de winkel lopen zonder lastig gevallen te worden door een verkoper.
Slide 13 - Diapositive
Een supermarkt is een:
A
Circulatiewinkel
B
Toonbankwinkel
C
Warenhuis
D
Bloemenmarkt
Slide 14 - Quiz
De plaats van de artikelen in de winkel is heel erg belangrijk. De klant moet ze gemakkelijk kunnen vinden.
Wat verwacht een klant van een artikelpresentatie
A
Dat het schoon en verzorgd is
B
Dat de artikelen door elkaar staan, zodat de klant langer kan shoppen
C
Dat het bereikbaar is voor de klant
D
Het maakt voor de klant niet uit. Het bedrijf doet wat hun het beste uitkomt.
Slide 15 - Quiz
Volgens wat zijn de schappen in een supermarkt ingericht?
A
Brandpunten
B
Facing
C
Schappenplan
D
Routing
Slide 16 - Quiz
Wat is facing?
Slide 17 - Question ouverte
Facing
Het woord face betekent gezicht.
Facing is het aantal dezelfde artikelen dat naast elkaar staat.
Het is één van de belangrijkste punten die je van een schappenplan kunt aflezen
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Werk je in een supermarkt of heb je er gewerkt? Antwoord met ja of nee
Slide 20 - Question ouverte
Wat is spiegelen?
A
De artikelen terugzetten op de juiste plaats in de stellingen
B
Je haalt nieuwe artikelen vanuit de magazijn
C
Je zet de artikelen met de etiket naar voren en vooraan de schaprand
D
Je zet de zelfde soort artikelen bij elkaar voor een weerspiegel effect
Slide 21 - Quiz
Slide 22 - Vidéo
2 soorten systemen bij spiegelen
Fifo-systeem: First in First Out!
Letterlijk vertaald: Het eerst er in, het eerste er uit.
Bij dit systeem kunnen artikelen niet zo snel 'over datum' raken.
Slide 23 - Diapositive
Lifo systeem
Lifo = Last in First Out
Vertaling = Wat als laatste binnenkomt, moet er als eerste weer uit.
De nieuwe artikelen worden voor de oudere geplaatst. Dit gebeurt bij artikelen die je snel moet verkopen i.v.m. een korte houdbaarheidsdatum.
Slide 24 - Diapositive
Welke product moeten worden bijgevuld volgens het fifo-systeem?
A
Keukenrol
B
Patat (in diepvries)
C
Chips
D
Tandenborstel
Slide 25 - Quiz
Beheers je de stof nu? Antwoord met ja of nee
Slide 26 - Question ouverte
Beoordelingsformulier invullen
Klaar? verder gaan met de opdrachten waar je vrijdag gebleven was.