grammatica 3 les 3

We gaan nu 10 minuten lezen
timer
10:00
literatuur lezen
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

We gaan nu 10 minuten lezen
timer
10:00
literatuur lezen

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wie vind je het leukste personage in jouw boek? Waarom?

Slide 2 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Grammatica les 3
Lesdoelen:
Je kunt zinnen ontleden in zinsdelen.
Je kunt de zinsdelen onderwerp, persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde, het lijdend voorwerp, het meewerkend voorwerp en de bijwoordelijke bepaling benoemen.

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Weet je het nog? Hoe vind je de bijwoordelijke bepaling?

Slide 4 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Sleep de bijwoordelijke bepaling(en) naar het vlak!
Bijwoordelijke bepaling(en)
Ik
mijn huiswerk
heb
af.
bijna altijd

Slide 5 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Sleep de bijwoordelijke bepaling(en) naar het vlak!
Bijwoordelijke bepaling(en)
Leroy
nog niet
heeft
gewonnen.
met de andere quizzen

Slide 6 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Huiswerk grammatica 3
les 2 de bijwoordelijke bepaling

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het naamwoordelijk gezegde = ng
- Wanneer is het een naamwoordelijk gezegde?
- Hoe herken je het naamwoordelijk gezegde?
- Oefenen met zinnen met een ng.

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Een zin heeft een werkwoordelijk gezegde.

                                      OF !!!

Een zin heeft een naamwoordelijk gezegde.

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Werkwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde vertelt over WAT het onderwerp DOET.

Vb. Zij heeft naar school gefietst.
Pv= heeft
Wg= is gefietst -> alle werkwoorden in de zin (dus ook de persoonsvorm)

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Naamwoordelijk gezegde
Het naamwoordelijk gezegde vertelt over WAT het onderwerp IS / WORDT OF BLIJFT.

Vb. Zij is verliefd.
Pv= is
Ng= is verliefd -> is = werkwoordelijk deel van het gezegde
                                     verliefd = naamwoordelijk deel van het gezegde


Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen

Een zin met een naamwoordelijk gezegde heeft altijd een koppelwerkwoord. 

Een koppelwerkwoord koppelt het eigenschap aan het onderwerp.
Koppelwerkwoorden van het naamwoordelijk gezegde

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Let op!

Een zin met een naamwoordelijk gezegde heeft NOOIT een lijdend voorwerp
Koppelwerkwoorden van het naamwoordelijk gezegde

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het naamwoordelijk gezegde

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Naamwoordelijk gezegde
Nu jullie... wat is het werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde in onderstaande zinnen:

1. De hockeycoach / is / streng.

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Naamwoordelijk gezegde
Nu jullie... wat is het werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde in onderstaande zinnen:

1. De hockeycoach / is / streng.
ng = is [streng]
is = koppelwerkwoord

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Naamwoordelijk gezegde
Nu jullie... wat is het werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde in onderstaande zinnen:

2. Sien wordt docent beeldende kunst.

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Naamwoordelijk gezegde
Nu jullie... wat is het werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde in onderstaande zinnen:

2. Sien wordt docent beeldende kunst.
ng = wordt [docent beeldende kunst]
wordt = koppelwerkwoord

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Naamwoordelijk gezegde
Nu jullie... wat is het werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde in onderstaande zinnen:


3. Nova wil later een beroemde pianiste worden.

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Naamwoordelijk gezegde
Nu jullie... wat is het werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde in onderstaande zinnen:


3. Nova wil later een beroemde pianiste worden.
ng = wil [een beroemde pianiste] worden
worden = koppelwerkwoord

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag!
Maak les 3 van Grammatica 3. Doe dit stil en zelfstandig.
Klaar: 
Lees verder in je boek.

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De leraar is heel erg kwaad geworden op de student.

 Het naamwoordelijk gezegde bevat een werkwoordelijk deel:
alle werkwoorden inclusief het koppelwerkwoord
 en een naamwoordelijk deel:
alle naamwoorden (en overige woorden) van het naamwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Werkwoordelijk deel van naamwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk deel van naamwoordeljik gezegde
is geworden
is heel erg kwaad geworden
heel erg kwaad 

Slide 22 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Die leerling is inderdaad ontzettend goed in grammatica geworden.

Wat is het naamwoordelijk deel van het gezegde?
A
ontzettend goed in grammatica
B
Die leerling
C
is geworden
D
ontzettend goed

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke bewering is juist?
1. Het kind heeft muziek gemaakt. =NG
2. De muziek was prachtig. =NG
A
1 en 2
B
geen van beide
C
1
D
2

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het naamwoordelijk deel van het gezegde?

Mijn broer is nu een grote fan van Jan Smit.
A
een grote fan van Jan Smit
B
van Jan Smit
C
een grote fan
D
nu

Slide 25 - Quiz

Doe de zinsdeel-proef en deel op in zinsdelen.
Mijn broer / is / nu / een grote fan van Jan Smit.
Het nwg is maar één zinsdeel.
Huiswerk donderdag 28 november:

Les 3 'naamwoordelijk gezegde' is af.



Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lezen: reportage

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Schrijfopdracht:
 Schrijf een dagboekfragment vanuit het perspectief van Benjamin of Artemis. Beschrijf:
  • Hoe jouw kamer eruitziet.
  • Hoe je je voelt in de opvang.
  • Wat je het meeste mist en waar je naar uitkijkt.
  • Hoe je de toekomst ziet.
Creatief : Maak ook een tekening van de ruimte waarin jouw personage zich bevindt, zoals deze in het artikel wordt beschreven.
timer
5:00

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions