4 april

1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Bonjour tout le monde!

Slide 2 - Diapositive

Tijdens de les...
1. ben ik stil tijdens klassikale momenten en houd ik mij aan het stemvolume wat op het bord staat of aangegeven wordt.
2. heb ik mijn Frans boek mee en een werkende pen.
3. ga ik serieus aan de slag met het Franse maak- en leerwerk.
4. luister ik naar de eerste waarschuwing als ik aangesproken word.
5. pak ik mijn spullen in zodra de docent dit aangeeft.

Slide 3 - Diapositive

Contrôle

Si présent, dit et montre moi:

J'ai mon livre B

Slide 4 - Diapositive

Dernier cours


1. SW week 14 af
2. Vocabulaire A & B
Blokuur

SW = Studiewijzer







Ce cours


1. SW week 15 (start)
2. Grammaire


Slide 5 - Diapositive

Période 4
ABCDEFGH
50 minuten | 3 x

1. Vocabulaire A, B, E, F p. 128-129
2. Aanwijzend voornaamwoord p. 110
3. Werkwoord pouvoir/vouloir p. 124
4. Getallen p. 130
5. Zinnen p. 130
6. Lezen




Slide 6 - Diapositive

Chapitre 5
Doel: Mensen en activiteiten beschrijven
Zinnen: Vertellen over uiterlijk, karakter en activiteiten
Vocabulaire: Uiterlijk, karakter, kleuren en maanden
Uitspraak: Neusklanken
Grammatica: Passé composé met 'avoir', vorm van het bijvoeglijk naamwood

Slide 7 - Diapositive

Au travail!

Slide 8 - Diapositive

p. 22

Slide 9 - Diapositive

p. 23

Slide 10 - Diapositive

j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'avoir' 
Grammaire 'Avoir' 
ai
as
a
avons
avez
ont

Slide 11 - Question de remorquage

Passé composé
manger
j'
parler
tu 
dessiner
il
habiter
nous
nager
vous 
ai mangé
as parlé
a dessiné
avons habité
avez nagé

Slide 12 - Question de remorquage

Au travail :)



Hoofdstuk 5, boek B

1. Faire: ex. 16, 17, 18 (p. 22)
(17a overslaan)
Klaar: Apprendre: vocabulaire A + B p. 40
  

timer
25:00

Slide 13 - Diapositive

Leren: vocabulaire A & B
timer
15:00

Slide 14 - Diapositive

j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'avoir' 
Grammaire 'Avoir' 
ai
as
a
avons
avez
ont

Slide 15 - Question de remorquage

Combinez les mois
décembre
janvier
mai
juin
mars
avril
février
août
juillet
septembre
novembre
octobre
Januari
April
mei
juli
December
maart
februari
juni
augustus 
november
september
oktober

Slide 16 - Question de remorquage

La prononciation
La prof dit (zegt) un mois (een maand)
Si ton anniversaire tombe (valt) dans ce mois, lève-toi (sta op!)!

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Lien