SS-E05-2VMBO-KGT-Grammar theme 4

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k, g, t, mavo
• Leerjaar 2

Grammar T 4

Tijdens het bespreken en oefenen van de grammatica is het belangrijk dat je zelf de inschatting maakt of je mee moet schrijven of niet. 

Het is je eigen verantwoordelijkheid.

Als je extra hulp vraagt van je docent, kan deze vragen naar je aantekeningen. 

Grammar Theme 4

1. Present perfect Voltooid tegenwoordige tijd

2. Future: Going to & will toekomende tijd

Present Perfect 

Voltooid tegenwoordige tijd

Laila has played hockey since 2013.

I have won first prize!

Has someone stolen Priya's wallet?

Haily has not spoken to Kevin.

Raj has lived in that house since April.

In het kort...

has / has + voltooid deelwoord

Voltooid deelwoord:

- regelmatig werkwoord: werkwoord + ed

- onregelmatig werkwoord: derde rijtje op de lijst met onregelmatige werkwoorden (hier) of p. 161 in je tekstboek.

Hoe maak je de present perfect?

In het kort...

Wanneer gebruik je hem?

- Als je wil zeggen dat iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Raj has lived in that house since April.

- Als je wilt praten over ervaringen

I have never been to America.       She has already visitedLondon twice!

- Om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en je nu een resultaat merkt. 

Alexis feels sick. She has eaten too much.

Wanneer gebruik je hem?

- Als je wil zeggen dat iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Raj has lived in that house since April.

- Als je wilt praten over ervaringen

I have never been to America. She has already visited London twice!

- Om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en je nu een resultaat merkt.

Alexis feels sick. She has eaten too much.

Vragen en ontkenningen

Vragen maken met de present perfect:

Zet have / has vooraan de zin. 

Has someone stolen Priya's wallet?

Ontkenningen maken met de present perfect:

Zet not achter have / has.

Haily has not spoken to Kevin.

Zet om naar een vraagzin:
I have swum in the ocean.

Zet om naar een ontkennende zin:
I have swum in the ocean.

Denk eraan...

has / has + voltooid deelwoord

Voltooid deelwoord:

- regelmatig werkwoord: werkwoord + ed

- onregelmatig werkwoord: derde rijtje op de lijst met onregelmatige werkwoorden (hier) of p. 161 in je tekstboek.

Voorbeeld 1

The wedding ... already. (happen)

stap 1: have of has? the wedding = it. it has.

stap 2: is happen een onregelmatig werkwoord? Hij staat niet op de lijst, dus het is geen onregelmatig ww. Dan ww+ed.

The wedding has happened already.

Voorbeeld 2

Yes, I ... my homework already. (do)

Stap 1: have of has? I = have. I have

Stap 2: is do een onregelmatig werkwoord? Hij staat wel op de lijst, dus het is onregelmatig ww. Neem het 3e rijtje. done

Yes, I have done my homework already.

It ... all morning. I want it to stop.

1. have rain
2. have rained
3. has rain
4. has rained

This is by far the best movie I ... .

1. have ever watched
2. have watched ever
3. have ever watch

Laila ____ hockey since 2013. (play)

I ___ the first prize! (win)

My uncle ___ a golden coin with a metal detector. (find)

_____ they _____ any goals yet? (score)

Future: Going to & will 

toekomende tijd

I am going to visit my niece this week.

They will not buy a new house. 

Future: Going to

am / are / is + going to + werkwoord.

wanneer?

- om aan te geven wat iemand van plan is te gaan doen

- voorspelling met bewijs (of heel veel zekerheid)

Vragende vorm: zet am / are / is vooraan de zin.

Ontkennende vorm: zet not achter am / are / is in de zin. (aren't / isn't)

Future: will

will + werkwoord

wanneer?

- aanbieden en beloftes

- aankondigen en besluiten

- voorspellingen zonder bewijs (of met veel twijfel)

Vragende vorm: zet will vooraan de zin.

Let op: bij I & we gebruik je niet will maar shall bij vraagzinnen!

Ontkennende vorm: zet not achter will in de zin. (won't)

I love this music. I ___ buy the CD. (besluit)

1. am going to
2. is going to
3. will

If you need to make a call I ___ lend you my phone. (aanbod)

1. am going to
2. going to am
3. will

I ___ cook lasagne tonight. (plan)

1. am going to
2. is going to
3. will

Did you hear the news? There ___ be an earthquake! (voorspelling met bewijs)

1. are going to
2. will
3. is going to

They ___ a new computer. (get)

I think my mother _____ this CD.

Paul's sister ____ a baby.

In 2020 people ____ more hybrid cars.