carnaval quiz

Carnaval - de Quiz
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Carnaval - de Quiz

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo


Lees de tekst op de volgende slides goed door, je krijgt hier quizvragen over!!!

Slide 3 - Diapositive

de geschiedenis
Carnaval / vastelaovend is een volksfeest dat in februari of maart plaatsvindt. De precieze datum hangt af van Pasen; het carnaval is altijd zeven weken daarvoor. Het is de bedoeling dat je nog even 'uit je dak gaat' en gek doet voordat de vastentijd begint. 
 
Het carnaval duurt officieel van zondag tot en met dinsdag. Maar in veel steden is er op zaterdag al een carnavalsoptocht. De dinsdag heet vette dinsdag (dan mocht je nog even lekker veel en vet eten voordat het vasten begon) en de woensdag na het carnaval heet Aswoensdag. Vroeger ging iedereen dan naar de kerk om een askruisje te gaan halen. De priester zette dan een askruisje op je voorhoofd. Die as kwam van de verbranding van de overgebleven buxus-takjes die het jaar ervoor met Palmzondag in de kerk waren uitgedeeld aan de kerkgangers.

Slide 4 - Diapositive

De geschiedenis
  1. Voor de naam 'Carnaval' zijn een aantal verklaringen. Het meest waarschijnlijk is dat de naam komt van woord 'Carnevale', wat in het Latijn 'vaarwel vlees' betekent. Dus afscheid nemen van het vlees. Tijdens de vastentijd at men geen vlees. Nou was dat voor heel veel mensen in de Middeleeuwen, maar ook daarna niet zo'n heel groot punt. De mensen waren vaak veel te arm om vlees te kunnen eten.



Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Vier jij Carnaval?

Slide 7 - Question ouverte

Ben je wel eens verkleed geweest met carnaval?
A
nee, nog nooit
B
ja, één keer maar dit wil ik nooit meer
C
ja, altijd

Slide 8 - Quiz

Hoe was je verkleed?

Slide 9 - Question ouverte

Hoe heet Eindhoven tijdens carnaval?

Slide 10 - Question ouverte

In welke provincie wordt GEEN Carnaval gevierd?
A
Limburg
B
Gelderland
C
Noord-Brabant
D
Friesland

Slide 11 - Quiz

Op welke dag begint Carnaval officieel?
A
11 februari
B
11 januari
C
11 november
D
11 december

Slide 12 - Quiz

Wat betekent het woord carnaval?
A
Vaarwel feest
B
Vaarwel bier
C
Vaarwel vlees
D
Vaarwel

Slide 13 - Quiz

Uit hoeveel personen
bestaat de
Snollebollekes?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 14 - Quiz

Welk dorp heet
Lappegat?
A
Geldrop
B
Mierlo
C
Waalre
D
Best

Slide 15 - Quiz

Hoe noem je de woensdag na carnaval
A
Kruisjeswoensdag
B
Haringhapwoensdag
C
Aswoensdag
D
Waswoensdag

Slide 16 - Quiz

Wie is de baas van de stad tijdens Carnaval?
A
De burgemeester
B
Prins Carnaval
C
De koning
D
Marc Rutte

Slide 17 - Quiz

Wat doe je na carnaval?
A
Uitkateren
B
Bidden
C
Vasten
D
Naar de kerk gaan

Slide 18 - Quiz

Hoe lang duurt de vastenperiode?
A
30 dagen
B
40 dagen
C
45 dagen
D
60 dagen

Slide 19 - Quiz

Welke woord is goed gespeld?
A
poloonaise
B
poolonaise
C
pooloonaise
D
polonaise

Slide 20 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de zin:
Prins Carnaval liep net voorbij!
A
voorbij
B
net
C
Prins Carnaval
D
liep

Slide 21 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de zin:

Iemand heeft ooit de naam Kruikenstad bedacht.
A
Iemand
B
bedacht
C
heeft
D
heeft bedacht

Slide 22 - Quiz

Een versierde wagen
in de optocht noem je een:
A
bolide
B
kar
C
bak
D
praalwagen

Slide 23 - Quiz

Volgens een caranavalshit staat er een dier in de gang. Welk dier is dat?
A
een olifant
B
een aap
C
een geit
D
een paard

Slide 24 - Quiz

Hoe heet deze band?
A
leeggeblazen
B
opgeblazen
C
afgeblazen
D
uitgeblazen

Slide 25 - Quiz

Met welk feest wordt de vastenperiode afgesloten?
A
Pasen
B
Hemelvaart
C
Pinksteren
D
Kerst

Slide 26 - Quiz

In welk land vieren
ze zo Carnaval?

A
Mexico
B
Portugal
C
Brazilie
D
Spanje

Slide 27 - Quiz

In welke stad
vieren ze zo
Carnaval?
A
Parijs
B
Venetie
C
Rome
D
Barcelona

Slide 28 - Quiz


Slide 29 - Question ouverte

Slide 30 - Vidéo


Slide 31 - Question ouverte

Slide 32 - Vidéo


Slide 33 - Question ouverte

Slide 34 - Vidéo