Kader 2 oefenen voor H3

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 2

oefenen voor H3

De afgelopen weken hebben we gewerkt aan H3+4. Nu gaan we kijken wat je nog weet over H3! :-)

Lezen

Samenhang in teksten

Wat is een signaalwoord?

Stel, je wilt een lekker recept maken. Welke signaalwoorden vind je in het recept?

1. eerst, daarna, vervolgens
2. echter, maar
3. enerzijds, anderzijds

 Op welk tekstverband wijzen de   

 signaalwoorden maar, toch en echter?

 Vraag 6 van 10

1. opsomming
2. tegenstelling
3. reden
4. conclusie

Een tekst bestaat uit een inleiding, middenstuk en slot. In welk deel vind je een samenvatting of conclusie?

1. inleiding
2. middenstuk
3. slot

Woordenschat

Over voorvoegsels

Noem een voorbeeld van een voorvoegsel.

Een slechte of verkeerde smaak noem je ook wel...

Welk woord heeft een voorvoegsel?

1. geklets
2. gezwam
3. oeverloos
4. misverstand

Welk woord heeft een voorvoegsel?

1. extra
2. hoekschop
3. zwartrijder
4. interland

Welk woord heeft een voorvoegsel?

1. soepgroente
2. minibus
3. pizzabroodje
4. vloertegel

non

on

her

mis

ex

wan

inter

Maak de samenstellingen compleet

land

examen

gewenst

baksel

vriendin

smaak

stop

Taalverzorging: Formuleren

Over verwijswoorden

Verwijswoorden...

1. geven een verband aan in de tekst.
2. geven een eigenschap aan.
3. geven aan dat iets van iemand is.
4. verwijzen naar iets in de tekst.

Je gebruikt verwijswoorden om...

1. ... het moeilijker te maken voor de lezer.
2. ... de tekst korter te maken.
3. ... meer afwisseling in de tekst te krijgen.
4. ...de tekst leuker te maken.

Onze juf heeft twee konijnen.
Ze/hun mogen los rondlopen.

1. ze
2. hun

De konijnen hoeven nooit in hun/ze hok.

1. hun
2. ze

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 

Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.

Er kunnen meerdere verwijswoorden goed zijn als antwoord. 

Vera doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’

deze

die

dit

dat

hij

zij

het

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 

Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.

Het drumstel is van Davids vader, 

maar ________ gebruikt ________ niet meer.

deze

die

dit

dat

hij

zij

het

ze

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 

Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.

Onno krijgt een vreemd mailtje binnen.

_________ denkt dat  ________ spam is.

deze

die

dit

dat

hij

zij

het

ze

Taalverzorging: Spelling

Over het voltooid deelwoord

Wat is een voltooid deelwoord?

1. Werkwoord
2. Zelfstandig naamwoord
3. Lidwoord
4. Persoonsvorm

Wanneer gebruik je een

voltooid deelwoord?

Als je wilt vertellen dat iets al gebeurd is, dan gebruik je een voltooid deelwoord. Voltooid betekent dat iets is afgerond. 

Voorbeeld:

Het regent → Het is nu aan het regenen.

Het heeft geregend → De regen is voorbij, het is nu droog.

Het voltooid deelwoord van gieten is...

1. goten
2. gegoten
3. gegieten
4. gegietgoot

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin?

Ik heb sperziebonen gekocht, want ik wist niet zeker of je spinazie lust.

1. lust
2. heb
3. wist
4. gekocht

Wat is hier het voltooid deelwoord?
Ze hebben gisterenavond samen macaroni gegeten

1. Ze
2. Hebben
3. Macaroni
4. Gegeten

Noteer het voltooid deelwoord.
Ik heb nu al drie keer (inloggen)!

Noteer het voltooid deelwoord.
Ik heb nog nooit (zingen).

Wat is het voltooid deelwoord van:

bereiken

1. bereikt
2. bereikd

Oefenen: Kies de juiste vorm:

De buurman heeft zijn spullen ......

1. verhuist
2. verhuisd

Wat is het volooid deelwoord van:

antwoorden

1. geantwoord
2. geantwoort

Wat is het voltooid deelwoord van:

verven

1. geverft
2. geverfd
3. gevervt
4. gevervd

Wat is het voltooid deelwoord van:

jagen

1. gejaagt
2. gejaagd

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
Het ....(hebben - tt) de hele dag .....(regenen - vd)

kies twee antwoorden

1. hebt
2. geregend
3. heeft
4. geregent

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:

Jente ....(zijn - tt) gisteren de hele middag in de bibliotheek .....(zijn - vd)

kies twee antwoorden

1. is
2. was
3. geweesd
4. geweest

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:

Afgelopen weekend ....(hebben - tt) ik een nieuwe rugzak .....(kopen- vd)

kies twee antwoorden

1. had
2. heb
3. gekoopt
4. gekocht