Grammatica - 2.7 - les 1

Grammatica - H2.7
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Grammatica - H2.7

Slide 1 - Diapositive

Start van de les
  • IPad en/of boek op de hoek van je tafel, gesloten.
  • Tas op de grond.
  • Telefoon en sleutels in je tas


Slide 2 - Diapositive

Doelen
In deze paragraaf leer je:
• samengestelde zinnen maken;
• voegwoorden gebruiken.

Slide 3 - Diapositive

Even herhalen

Slide 4 - Diapositive

Wat hoort bij zinsdelen benoemen?
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Persoonsvorm

Slide 5 - Quiz

Gisteren heeft de storm het verkeer ontregeld.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
gisteren
B
storm
C
heeft ontregeld
D
verkeer

Slide 6 - Quiz

Benoem de zinsdelen
PV =
wwg = 
Ond = 
LV = 
bwb
Waarom
doen
jullie
je werk
niet?

Slide 7 - Question de remorquage

Benoem de zinsdelen
PV =
wwg = 
Ond = 
LV = 
Heeft
Karel Appel
dat schilderij
gemaakt?

Slide 8 - Question de remorquage

Samengestelde zinnen
Een samengestelde zin bestaat uit twee (of meer) zinnen die aan elkaar ‘geplakt’ zijn.
Susan kwam te laat op school. Ze had zich verslapen. → 
Susan kwam te laat op school, want ze had zich verslapen.

Slide 9 - Diapositive

Samengestelde zinnen
Omdat je twee zinnen hebt samengevoegd, heeft een samengestelde zin ook twee (of meer) persoonsvormen. 
De persoonsvorm kun je vinden door de tijd van de zin te veranderen. De werkwoorden die dan veranderen, zijn de persoonsvormen.

Slide 10 - Diapositive

De kinderen speelden buiten, want het was mooi weer.
Noteer de persoonsvorm(en).

Slide 11 - Question ouverte

Maken
Opdracht 1 t/m 3 in het boek




Als er gewerkt wordt aan de opdrachten is het stil in de klas.

Slide 12 - Diapositive

De hond rent vrolijk door het park.
Noteer de persoonsvorm(en)

Slide 13 - Question ouverte

Mijn vriendin stuurde mij een bericht en kwam op mijn verjaardag.
Noteer de persoonsvorm(en).

Slide 14 - Question ouverte

De kat ving een muis en at hem op.
Noteer de persoonsvorm(en).

Slide 15 - Question ouverte

De auto reed te snel, raakte van de weg en kreeg een ongeluk.
Noteer de persoonsvorm(en).

Slide 16 - Question ouverte