Herhalingsles 1e Lektion 1/4

Guten Tag!
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Guten Tag!

Slide 1 - Diapositive

Lernziele
- Je kunt de kloktijden opschrijven en zeggen.
- Je kunt de bezittelijke voornaamwoorden toepassen.
- Je kunt de zwakke werkwoorden op -d en -t toepassen.

Slide 2 - Diapositive

Vertaal de zin naar het Duits:
Het is vier uur.

Slide 3 - Question ouverte

Vertaal de zin naar het Duits:
Het is half zes.

Slide 4 - Question ouverte

Vertaal de zin naar het Duits:
Het is tien voor acht.

Slide 5 - Question ouverte

Vul de kloktijden in:
Um (14:30) ist die Schule aus.
A
halb drei
B
drei halb
C
halb drie
D
drie halb

Slide 6 - Quiz

Vul de kloktijden in:
Um (21:45) gehe ich schlafen.
A
Viertal vor zehn
B
Viertel für zehn
C
Viertel nach neun
D
Viertel vor neun

Slide 7 - Quiz

Belangrijke regels kloktijden
- Uhr altijd met hoofdletter.
- Kwart voor is Viertel vor.
- Kwart over is Viertel nach.
- Viertel is altijd met hoofdletter.
- Voor in het duits dus vor.
- Over is het nach.







Slide 8 - Diapositive

Vertaal en vervoeg:
Das ist (haar) Auto.
A
ihr
B
sie
C
dein
D
es

Slide 9 - Quiz

Vertaal en vervoeg:
Das ist (mijn) Schule.
A
mein
B
meine
C
mir
D
mich

Slide 10 - Quiz

Schrijf het rijtje van de bezittelijke voornaamwoorden op dat hoort bij: die Insel
Beispiel: meine
in totaal 9 woorden

Slide 11 - Question ouverte

Schrijf het rijtje van de bezittelijke voornaamwoorden op dat hoort bij: Das Auto
Beispiel mein
in totaal 9 woorden

Slide 12 - Question ouverte

Vertaal en vervoeg:
Du (praten) zu viel.
A
redest
B
rede
C
redst
D
reden

Slide 13 - Quiz

Vertaal en vervoeg:
Ilse (reiten) jeden Tag eine Stunde.
A
reitet
B
reitest
C
reiten
D
reite

Slide 14 - Quiz

Vertaal en vervoeg:
Ich (wachten) auf dich bei die Tankstelle.
A
warte
B
wartet
C
wart
D
warten

Slide 15 - Quiz

Meine Eltern (trouwen) am 24. November.
A
heiraten
B
heirate
C
heiratet
D
heiratest

Slide 16 - Quiz

Hoe vind je de stam van een werkwoord?

Slide 17 - Question ouverte

Schrijf van de basisregel van de uitgangen op.

Slide 18 - Question ouverte

Schrijf nu het rijtje op van de werkwoorden die eindigen op -d / -t.

Slide 19 - Question ouverte

Lernziele geschafft?
- Je kunt de kloktijden opschrijven en zeggen.
- Je kunt de bezittelijke voornaamwoorden toepassen.
- Je kunt de zwakke werkwoorden op -d en -t toepassen.

Slide 20 - Diapositive

Wat kan ik beter doen in de volgende les?

Slide 21 - Carte mentale