Lesson 31

Lesson 31
1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Lesson 31

Slide 1 - Diapositive

In today's lesson
- Newsround kijken
- Uitleg vragen en ontkenningen
- Oefenen vragen en ontkenningen

Slide 2 - Diapositive

Goal of this lesson
- Je kunt een gewone zin maken met de Present Simple
- Je kunt een vraagzin maken met de Present Simple
- Je kunt een ontkennende zin maken met de Present Simple

Slide 3 - Diapositive

Do you remember the SHIT rule?

Slide 4 - Diapositive

Vraagzin:
Bij een Engelse vraagzin hoef je de volgorde niet te veranderen!
Je zet gewoon het woord DO vooraan de zin.

They make pancakes.
Do they make pancakes?
I watch a film.
Do I watch a film?

Slide 5 - Diapositive

We see a dog.

Slide 6 - Question ouverte

You play football.

Slide 7 - Question ouverte

They have a question.

Slide 8 - Question ouverte

Let op!
Kijk naar een zin met een SHIT persoon:
He likes his shoes.

Wat zie je?

Slide 9 - Diapositive

Vraagzin met SHIT persoon
He likes his shoes.

Je moet nu geen DO vooraan zetten maar DOES
en je moet de -S achter like weghalen

Does he like his shoes?

Slide 10 - Diapositive

De regel
She wears a dress.

Does she wear a dress?

Er staat 1 S in de zin en die staat aan het begin.

Slide 11 - Diapositive

She knows the answer.

Slide 12 - Question ouverte

He reads a book.

Slide 13 - Question ouverte

Anne watches a film.

Slide 14 - Question ouverte

Ontkennende zinnen

Slide 15 - Diapositive

De regel
Om een ontkennende zin te maken moet je de woorden
do not (don't) 
voor het werkwoord zetten

I don't go to school.
We don't dance a lot.

Slide 16 - Diapositive

I know the answer.

Slide 17 - Question ouverte

You like this sweater.

Slide 18 - Question ouverte

They study English.

Slide 19 - Question ouverte

Let op!
Natuurlijk hebben de SHIT personen iets anders.


Slide 20 - Diapositive

De regel
SHIT mensen krijgen geen don't maar doesn't voor het werkwoord.

Wat gebeurt er met de S achter het werkwoord?
He likes chocolate.
He doesn't like chocolate.

Slide 21 - Diapositive

He talks to his mum.

Slide 22 - Question ouverte

Anna gives a present.

Slide 23 - Question ouverte

It rains every week.

Slide 24 - Question ouverte

Slide 25 - Lien

Page 113 exercise 7, 8, 9

Slide 26 - Diapositive

Goal of this lesson
- Je kunt een gewone zin maken met de Present Simple
- Je kunt een vraagzin maken met de Present Simple
- Je kunt een ontkennende zin maken met de Present Simple

Slide 27 - Diapositive

Vraagzin:
Bij een Engelse vraagzin hoef je de volgorde niet te veranderen!
Je zet gewoon het woord DO vooraan de zin.

They make pancakes.
Do they make pancakes?
I watch a film.
Do I watch a film?

Slide 28 - Diapositive

We see a dog.

Slide 29 - Question ouverte

You play football.

Slide 30 - Question ouverte

They have a question.

Slide 31 - Question ouverte

Let op!
Kijk naar een zin met een SHIT persoon:
He likes his shoes.

Wat zie je?

Slide 32 - Diapositive

Vraagzin met SHIT persoon
He likes his shoes.

Je moet nu geen DO vooraan zetten maar DOES
en je moet de -S achter like weghalen

Does he like his shoes?

Slide 33 - Diapositive

De regel
She wears a dress.

Does she wear a dress?

Er staat 1 S in de zin en die staat aan het begin.

Slide 34 - Diapositive

She knows the answer.

Slide 35 - Question ouverte

He reads a book.

Slide 36 - Question ouverte

Anne watches a film.

Slide 37 - Question ouverte

Ontkennende zinnen

Slide 38 - Diapositive

De regel
Om een ontkennende zin te maken moet je de woorden
do not (don't) 
voor het werkwoord zetten

I don't go to school.
We don't dance a lot.

Slide 39 - Diapositive

I know the answer.

Slide 40 - Question ouverte

You like this sweater.

Slide 41 - Question ouverte

They study English.

Slide 42 - Question ouverte

Let op!
Natuurlijk hebben de SHIT personen iets anders.


Slide 43 - Diapositive

De regel
SHIT mensen krijgen geen don't maar doesn't voor het werkwoord.

Wat gebeurt er met de S achter het werkwoord?
He likes chocolate.
He doesn't like chocolate.

Slide 44 - Diapositive

He talks to his mum.

Slide 45 - Question ouverte

Anna gives a present.

Slide 46 - Question ouverte

It rains every week.

Slide 47 - Question ouverte

Slide 48 - Lien