20 mei

• Latijn
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Wat doen we vandaag?

• Vragen bij taaloefeningen 4B, tekst 4C, diagnostische toets?
• Nieuwe grammatica
• Phaeton
• Vertalen 5A

Vragen taaloefeningen 4B, tekst 4C, diagnostische toets?

Tijden: het verleden

• Verleden: een handeling speelt zich af voor de huidige tijd
• We leren nu twee vormen:
• Perfectum
• Imperfectum

Perfectum

• De handeling is voltooid op het moment van vertellen.
• Bijvoorbeeld:
• Ik heb mijn boeken gepakt.
• Je ziet dus het resultaat (kijk maar, ze liggen voor me).
• (Perfectum wordt soms ook wel de resultativus genoemd.)

Vorming Perfectum

• Voor het perfectum heb je de perfectumstam nodig:
• Perfectum stam = (meestal) praesensstam + v
• amare => ama- => amav- ; audire =>  audi- => audiv-
• Maar: bij werkwoorden op een e-stam: praesensstam + u
• tenere => tene => tenu-
• Daarnaast zijn er een aantal onregelmatige vormen:
• mittere => mis ; videre => vid- ; capere => cep-
• Achter de perfectumstam zet je de uitgangen: 
• -i, -isti, -it, -imus, -istis, -erunt & -isse voor de infinitivus perfectum. 

Imperfectum

• De handeling speelt zich af in het verleden, maar is nog niet afgerond op het moment van vertellen.
• Bijvoorbeeld:
• Ik liep over straat...
• Lees: Ik was over straat aan het lopen...

Vorming Imperfectum

• Voor het imperfectum gebruik je de praesensstam.
• Hierachter plaats je de uitgangen:
• -bam, bas, -bat, -bamus, -batis, bant. 
• Let op: bij de i-stammen, korte e-stammen en e/i-stammen krijg je een bindvocaal -e-:
• amabam, tenebam, audiebam, mittebam, capiebam. 
• Let op: esse en posse zijn onregelmatig => blz. 62!

Aan het werk. 

• Lees: Phaëton en maak de vragen.
• Vertaal 5A, 1 t/m 5.

Dit is ook huiswerk.

Daarnaast: leer de woordjes en grammatica van Hoofdstuk 2 t/m 5A.