Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Havo scheikunde
Hoofdstuk 7: Zuren
Slide 1 - Diapositive
H7.1 fossiele brandstoffen
Slide 2 - Diapositive
H7.2 biobrandstoffen
Slide 3 - Diapositive
H7.3 duurzame ontwikkelingen
Slide 4 - Diapositive
H7.4 evenwichten
Slide 5 - Diapositive
H7.5 evenwichten beinvloeden
Slide 6 - Diapositive
Wat is geen biobrandstof?
A
Koolzaadolie
B
E10
C
Aardgas
D
Biodiesel
Slide 7 - Quiz
Bij de verbranding van biobrandstof komt ook koolstofdioxide vrij. Biobrandstoffen worden gevormd uit planten die daarvoor koolstofdioxide uit de lucht hebben vastgelegd. Dragen biobrandstoffen hierdoor bij aan de opwarming van de aarde.
A
ja
B
nee
Slide 8 - Quiz
Casper en Hans doen een uitspraak over biobrandstoffen. Casper zegt dat alle biobrandstoffen klimaatneutraal zijn, behalve brandstof uit algen. Hans zegt dat er voor biobrandstof uit algen geen landbouwgrond nodig is om algen te laten groeien. Wie heeft (hebben) gelijk?
A
Alleen Casper heeft gelijk
B
Alleen Hans heeft gelijk
C
Casper en Hans hebben allebei gelijk
D
Casper en Hans hebben geen van beide gelijk
Slide 9 - Quiz
In welke tabel vind je de uitgangspunten van de groene chemie?
A
45A
B
67H
C
55D
D
97F
Slide 10 - Quiz
Welke brandstof hieronder is GEEN fossiele brandstof
A
hout
B
steenkool
C
aardgas
D
dit zijn allen fossiele brandstoffen
Slide 11 - Quiz
Koolzaad is een plant die men soms aantreft in grote gele velden. Hierover twee uitspraken:
Huub zegt: Met koolzaad kan men biobrandstoffen maken. Dit is een voorbeeld van een fossiele brandstof. Patrick zegt: Zo'n grote akker met koolzaad noemen we een monocultuur.
A
Alleen Huub
B
Alleen Patrick
C
Beide
D
Geen van beide
Slide 12 - Quiz
In een oplossing van methaanzuur stelt het volgende evenwicht zich in.
Waar ligt het evenwicht? Zoek uit met behulp van de Kz
A
evenwicht ligt links
B
evenwicht ligt rechts
Slide 13 - Quiz
Van een evenwicht is de reactie naar links exotherm. Naar welk kant verschuift evenwicht als het mengels wordt verwarmt?
A
links
B
rechts
Slide 14 - Quiz
Hoe zal het verhogen van de druk in Unit III van invloed zijn op de evenwichtsreactie:
CO2(g)+4H2(g)⇆CH4(g)+2H2O(g)
A
het evenwicht verschuift naar links
B
het evenwicht verschuift naar rechts
C
het evenwicht verschuift niet
D
dat kun je niet zeggen
Slide 15 - Quiz
Van het bovenstaande evenwicht is in een reactievat bij evenwicht 2,8 mol waterstof, 1,9 mol zuurstof en 2,2 mol water aanwezig. Bereken de evenwichtsconstante van dit evenwicht.
2H2(g)+O2(g)⇆2H2O(g)
A
0,16
B
0,32
C
3,1
D
6,2
Slide 16 - Quiz
Wat gebeurt er met het evenwicht als stof C en/of D wordt verwijderd uit het reactiemengsel?
A + B <--> C + D
A
Er gebeurt niets
B
Het evenwicht verschuift naar links
C
Het evenwicht verschuift naar rechts
Slide 17 - Quiz
Je hebt de volgende reactie: N2 (g) + 3 H2 (g)<--> 2NH3 (g) Je voegen meer N2 toe. Beredeneer wat er gebeurt met het evenwicht?
A
Het evenwicht verschuift naar links
B
Het evenwicht verschuift naar rechts
C
Er gebeurd niets met het evenwicht
Slide 18 - Quiz
Welke van onderstaande factoren beïnvloedt NIET het evenwicht?
A
Concentratie
B
Katalysator
C
Temperatuur
Slide 19 - Quiz
Waarin verandert het evenwicht wanneer je een katalysator toevoegt?
A
Nergens in.
B
De concentratie van reactieproducten worden groter.
C
De concentratie van de beginstoffen worden groter.
D
Het evenwicht wordt eerder gevormd.
Slide 20 - Quiz
Naar welke kant verschuift het evenwicht als het mengsel van de onderstaande reactie wordt afgekoeld?
2NO2(g)⇆N2O4(g)
A
links
B
rechts
Slide 21 - Quiz
"Als een reactie het evenwicht heeft bereikt, veranderen de concentraties van de stoffen niet meer."