BERH Oefenvragen Thema 11 Zintuigen

Thema 11 Zintuigen Oefenvragen 
1 / 54
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 54 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Thema 11 Zintuigen Oefenvragen 

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een adequate prikkel
A
De prikkel waar een zintuig gevoelig voor is
B
De kleinste prikkel die een zintuig kan waarnemen
C
Een prikkel waar het zintuig ongevoelig voor is
D
Een signaal dat via de zenuwen naar de hersenen gaat

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De zwakste prikkel die een impuls veroorzaakt heet de ...
A
Adequate prikkel
B
Gewenning
C
Drempelwaarde
D
Zintuig

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een zintuig met een hoge drempelwaarde
zal eerder reageren op een prikkel dan
een zintuig met een lage drempelwaarde
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Je hebt de hele dag sokken aan. Toch voel je dit niet. Hoe komt het dat je dat niet waarneemt?
A
Gewenning
B
Motivatie
C
Hoe snel je hersenen een waarneming verwerken

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Gehoorzintuig
Gezichtszintuig
Reukzintuig
Evenwichtszintuig
Smaakzintuig
Tastzintuig
Drukzintuig
Warmte zintuig
Koude zintuig
Pijn zintuig
Geur 
Licht 
Smaak 
Lichte aanraking
Geluid 
Zwaartekracht
Druk
Hogere temperaturen
Pijn 
Lagere temperaturen

Slide 6 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar bevinden de reukzintuigcellen en de reukharen zich?
A
Onderin de neusholte in het neusslijmvlies
B
Bovenin de neusholte in het neusslijmvlies

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Lederhuid
Opperhuid

Slide 8 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Vier leerlingen doen een uitspraak over de afbeelding.
- Anja zegt dat in die afbeelding een deel van de tong is getekend.
- Boris zegt dat in die afbeelding een deel van de huid is getekend.
- Caspar zegt dat P een smaakknopje aangeeft.
- Diane zegt dat P een tastknopje aangeeft.

Welke leerlingen hebben gelijk?
A
Boris en Caspar
B
Boris en Casper
C
Anja en Diane
D
Anja en Caspar

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

ooglid
traanbuis
traanklier
wenkbrauw
wimper

Slide 10 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk onderdeel van het oog regelt hoeveel licht er in het oog komt?
A
Netvlies
B
Pupil
C
Hoornvlies
D
Lens

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk onderdeel van je oog "maakt" tranen als je huilt?
A
Traanbuis
B
Traanpees
C
Levertraan
D
Traanklier

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk nummer brengt voedingstoffen naar het oog?
A
1
B
4
C
3
D
2

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de functie van de oogzenuw?
A
Levert voedingsstoffen aan het oog
B
Hier gaat het licht als eerst doorheen
C
Zet licht prikkels om in impulsen
D
Geleid de impulsen naar de hersenen

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de functie van het hoornvlies?
A
Levert voedingsstoffen aan het oog
B
Hier gaat het licht als eerst doorheen
C
Zet licht prikkels om in impulsen
D
Geleid de impulsen naar de hersenen

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Met zintuigcellen in de gele vlek kun je het minst zien
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De blinde vlek heeft zintuigcellen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de functie van het vaatvlies?
A
Levert voedingsstoffen aan het oog
B
Hier gaat het licht als eerst doorheen
C
Zet licht prikkels om in impulsen
D
Geleid de impulsen naar de hersenen

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de functie van het netvlies?
A
Levert voedingsstoffen aan het oog
B
Hier gaat het licht als eerst doorheen
C
Zet licht prikkels om in impulsen
D
Geleid de impulsen naar de hersenen

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe heet het als de spiertjes rondom de lens, de lens boller of platter maakt?
A
Revalideren
B
Accomoderen
C
Adapteren
D
Corrigeren

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Als een voorwerp dichterbij komt...
A
Spannen zowel de kringspieren als de lensbandjes aan.
B
Ontspannen de kringspieren en ontspannen de lensbandjes.
C
Ontspannen de kringspieren en spannen de lensbandjes.
D
Spannen de kringspieren en ontspannen de lensbandjes.

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De lens van het oog kan van vorm veranderen (accomoderen).
Marieke kijkt naar een kaars in de verte, welke "vorm" hebben haar lensbandjes en haar lens?
A
lensbandjes: strak lens: bol
B
lensbandjes: strak lens: plat
C
lensbandjes: slap lens: plat
D
lensbandjes: slap lens: bol

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Kringspieren rondom lens:
Openingen in kringspieren:
Lensbandjes zijn:
De lenzen zijn:
De ogen zijn:
Zien veraf
Zien dichtbij
ontspannen
samengetrokken
Groot
Klein
minder strak gespannen
Strak gespannen
plat
boller
in ruststoestand
geaccommodeerd

Slide 23 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

De kegeltjes in het netvlies zijn voor
A
beeldvorming
B
kleuren zien
C
scherpte van het beeld
D
zwart/wit zien

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Door de lens wordt het beeld op het netvlies ..... en .....
A
groter en kleiner
B
omgekeerd en groter
C
scherper en omgekeerd
D
omgekeerd en kleiner

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Harrie loopt in de schemering. Welke zintuigcellen werken?
A
Kegeltjes en staafjes
B
alleen de kegeltjes
C
alleen de staafjes
D
geen kegeltjes en geen staafjes

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk type zenuwcel heeft de laagste drempelwaarde: Staafjes of Kegeltjes
A
Staafjes
B
Kegeltjes

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Het licht valt op het netvlies volgens de richting van de pijl.
A
juist
B
onjuist

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

uitloper zenuwcel
staafje
kegeltje
zenuwcel
blinde vlek
oogzenuw
gele vlek

Slide 29 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Oorschelp
Evenwichtsorgaan
Gehoorzenuw
Gehoorbeentjes
Tommelvlies
Gehoorgang
Slakkenhuis
Oorsmeerkliertjes
buis van Eustachius

Slide 30 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij slikken of gapen gaat de buis van Eustachius
A
Dicht
B
Open

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hierdoor wordt de luchtdruk aan beide zijden van het trommelvlies
A
Gelijk
B
Verschillend

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In welk deel van het oor liggen de gehoorzintuigcellen?
A
trommelvlies
B
trommelholte
C
gehoorzenuw
D
slakkenhuis

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk deel van het oor geeft impulsen door aan de hersenen?
A
2
B
4
C
7
D
8

Slide 34 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de functie van het deel dat is aangegeven met nummer 6?
A
De luchtdruk in het oor regelen.
B
Geluidstrillingen doorsturen.
C
Impulsen naar de hersenen sturen bij beweging.
D
Geluidstrillingen opvangen

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de functie van het deel dat is aangegeven met nummer 1?
A
De luchtdruk in het oor regelen.
B
Geluidstrillingen doorsturen.
C
Impulsen naar de hersenen sturen bij beweging.
D
Geluidstrillingen opvangen

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Als je misselijk wordt in de auto, komt dat doordat je evenwichtsorgaan in de war is.
Waar zit je evenwichtsorgaan?
A
Binnen in je hersenen
B
In je oren
C
Achter in je keel
D
Achter je ogen

Slide 37 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Harde toon
Zachte toon
Hoge toon
Lage toon

Slide 38 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk geluid is het hoogst?
A
Links
B
Rechts
C
Beide even hoog

Slide 39 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Toon a is harder dan toon b
A
Juist
B
Onjuist
C
Even hard

Slide 40 - Quiz

Lucht trilt snel > > geluid hoog. De frequentie is dan hoog. 
Lucht trilt langzaam >> geluid laag. De frequentie is laag.

amplitude laag >> geluid zacht
amplitude hoog >> geluid hard
Toon a is harder dan toon c
A
Juist
B
Onjuist
C
Even hard

Slide 41 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Toon a is hoger dan toon b
A
Juist
B
Onjuist
C
Even hard

Slide 42 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Toon b is hoger dan toon c
A
Juist
B
Onjuist
C
Even hard

Slide 43 - Quiz

Lucht trilt snel > > geluid hoog. De frequentie is dan hoog. 
Lucht trilt langzaam >> geluid laag. De frequentie is laag.
Waaruit bestaat het evenwichtsorgaan?
A
Drie cirkelvormige kanalen met een balletje
B
Drie met vocht gevulde cirkelvormige kanalen
C
Het slakkenhuis
D
vloeistof in een soort vaasjes

Slide 44 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de weg van het geluid naar je hersenen?
gehoorbeentjes trillen
vocht in het slakkenhuis trilt
zintuigcellen zetten prikkel om in impulsen
impulsen gaan naar hersenen
geluid zorgt voor trillingen in de lucht
trommelvlies gaat trillen

Slide 45 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Reukzintuig
Evenwichtszintuig
Gezichtszintuig
Tastzintuig
Licht
Lichte aanraking
Geurstoffen
Zwaartekracht

Slide 46 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Een invloed uit het milieu is een impuls
A
Juist
B
Onjuist

Slide 47 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke zintuigcel is het gevoeligst voor een bepaalde prikkel?

A
Zintuigcel met hoge drempelwaarde
B
Zintuigcel met lage drempelwaarde

Slide 48 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij wie hebben de reukzintuigcellen de laagste prikkeldrempel voor geur?

A
Hond
B
Mens

Slide 49 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zintuigen in de huid
Tastzintuigen
Gehoorzintuig
Warmtezintuig
Gezichtszintuig
Reukzintuig
Koudezintuig
Smaakzintuig
Drukzintuig

Slide 50 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Opperhuid
Lederhuid
Onderhuids bindweefsel
Zintuigen
Spiertjes
Kiemcellen
Vetcellen
Talgkliertjes
Haarzakjes
Dode, verhoornde cellen
Zenuwen

Slide 51 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk cijfer geeft de iris aan?
A
5
B
6
C
7

Slide 52 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de functie van het vaatvlies?
A
Het oog bescherming geven
B
Bloed met zuurstof en voedingsstoffen vervoeren naar het oog
C
Hier bevinden zich de zintuigcellen

Slide 53 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Staafjes
Kegeltjes
Kleuren waarnemen
Lage drempelwaarde licht
Contrasten waarnemen
Hoge drempelwaarde licht
Vooral te vinden in en rond de gele vlek
Te vinden over het hele netvlies, behalve de gele vlek

Slide 54 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions